Samenwerking, ambacht en inflatie thema’s tijdens januari-editie Modefabriek
bezig met laden...
Het is de vroege zondagochtend bij de ingang van vakbeurs Modefabriek en de sfeer is uitgelaten. De meeste bezoekers zijn blij om uit de frisse winterochtend te zijn gestapt, de verwarmde hal in, waar ze worden verwelkomd door een muur van kleur. Van het plafond van Amsterdam RAI hangen honderden gekleurde linten tot op de betonnen beursvloer. Wanneer bezoekers hun ticket laten scannen, krijgen ze een lege kleurenkaart aangeboden die ze zelf kunnen vullen met stukjes van de linten die door medewerkers van Modefabriek op verzoek worden afgeknipt.
Zo veel kleuren als hier naar beneden hangen, zo veel kanten heeft deze editie van Modefabriek. Naast meer dan vierhonderd mannen- en vrouwenmodemerken zijn er tegenwoordig ook weer kindermodelabels op de beurs te vinden. Er is een aparte afdeling met duurzamere merken, een platform voor jonge makers en The Fashion Gallery, met merken uit het hogere segment. Ook worden er nog altijd lezingen en workshops op de beurs gegeven. Dat maakt de beurs tot een goede thermometer voor het komende modeseizoen: wat speelt er in de hoofden, en de collecties, van merken en retailers?
Samenwerking als sleutel
De veelzijdigheid van Modefabriek kenmerkte ook de afgelopen editie al, en tekent de aanpak van directeur Caroline Krouwels, die de beurs sinds 2020 leidt. “Ik vind samenwerking heel normaal, zegt ze. “Wij kunnen veel, maar sommige dingen kan iemand anders nu eenmaal beter.” Toen kindermodeplatform Drive Inn Junior afgelopen najaar voorstelde een segment op de beurs in te richten, was Krouwels enthousiast. ‘Ik heb me altijd een beetje treurig gevoeld over het stoppen van Market by Kleine Fabriek in 2017', zegt Krouwels tijdens een interview op zondag, ‘dus ik ben blij dat kindermode weer terug is.’
Niet alle elementen op de beurs zijn nieuw. Kindermode was dus al eerder onderdeel van Modefabriek, en de beurs steunt jonge ontwerpers al op verschillende manieren sinds de oprichting in 1996. Maar Modefabriek is ieder jaar wel net een nieuwe puzzel met anders gevormde stukken.
En dat terwijl de beurs er niet veel groter op is geworden. Op Modefabriek staan ongeveer 450 merken, waarvan circa honderd debutanten. Dat zijn er iets meer dan tijdens de afgelopen zomereditie, maar minder dan voor de coronacrisis, en de grote achterste hal is nog altijd dicht. Wat merken betreft blijft Krouwels graag een beetje selectief, zegt ze. Ze zoekt een goede balans tussen de beschikbare ruimte, het aantal merken dat zich aanmeldt en hun niveau, en de sfeer op de beurs. “Groeien om te groeien, dat hoeft van mij niet.”
Ook opvallend is dat Modefabriek dit jaar de curatie van de verschillende platforms vaker zelf doet. Vorig jaar werden het Young Entrepreneurs Platform en de Sustainable Stop nog door externe partijen georganiseerd, dit keer hield Modefabriek het heft in eigen hand. “We merken nog steeds met deze partners samen, maar we hebben het meer naar ons toe getrokken,” zegt Krouwels. “Het verkopen van een stand is gewoon echt een vak. We weten hoe het moet, we merken dat we het kunnen. En dan is het handig om het zelf te doen, zowel voor ons als voor de merken.”
Aandacht voor ambacht
Stond het Young Entrepreneurs Platform in juni nog buiten in de zomerzon, deze editie kreeg het platform een plek midden in de centrale hal. Er is werk te zien van onder meer Lichting-winnaar Ruben Jurriën, die er zijn eerste ready-to-wear-collectie heeft hangen, House of Useless en kindermodemerk Petit Ganache.
De Sustainable Stop ziet er ook iets anders uit dan vorig jaar. Deze is iets ruimer opgezet, en in het midden is geen open platform meer, maar is café Wild & The Moon ingericht waar onder meer veganistische hapjes worden verkocht. Daaromheen staan labels als Kings of Indigo, Lanius en Thinking Mu, maar heeft ook het made-to-measure-merk Atalyé een eigen stand. Aan de andere kant zit couturier Tess van Zalinge. Zij toont op Modefabriek onder meer haar couturecollectie en tassenlijn, die ze beide maakte van deadstock-stoffen en die ze in gelimiteerde oplage aan retailers verkoopt. Maar ze zit hier vooral om aandacht te vestigen op het ambacht van mode, vertelt ze, terwijl ze ter plaatse met kleine steekjes kralenbloemen op een gewatteerde hanger naait.
Voor Krouwels was ambacht een belangrijk thema voor de beurs. “Ambacht is een persoonlijke voorliefde van me, maar bovenal is het de basis van kleding, de oorsprong van ons vak. Het staat voor maken, vermaken, hergebruiken. Het hoort bij deze tijd. Je ziet ambacht ook terug in de trends: het zelf combineren van en plezier maken met materialen. Dat zullen we de komende jaren blijven zien, denk ik.”
De Sustainable Stop blijkt een trekker voor verschillende retailers. Zoals Sam en Sander Visser, eigenaars van de Haarlemse concept store Tiesjurt. Het is hun eerste keer op Modefabriek, maar hun winkel bestaat dan ook pas een jaar. Ze werden aangetrokken door het aanbod van meer duurzame merken, zeggen ze. Ze liepen van de ingang recht naar de Sustainable Stop, de rest sloegen ze over. Dat er meerdere retailers specifiek voor de Sustainable Stop komen, bevestigen Michelle van Laatum en Tran Munnik van MVL Agency, die op Modefabriek het merk Laurie vertegenwoordigen. “We vinden het fijn dat we hier tussen staan.”
Ook Hetty en Rosa Scholtens van Pakhuis Fashion in Hattem kwamen vooral voor de duurzamere merken. Ze zijn blij met de Sustainable Stop, maar vinden dat de overige partijen op de beurs veel meer op het gebied van verduurzaming zouden kunnen doen. “Ik vind dat de reguliere merken absoluut te weinig ambitie tonen op het gebied van verduurzaming,” stelt Rosa Scholtens. “En retailers stellen ook onvoldoende kritische vragen. Om eerlijk te zijn ben ik behoorlijk geschokt: na alle duurzame beloftes in de coronatijd had ik niet verwacht dat Modefabriek er anno 2023 nog zo uit zou zien.”
Kosten stijgen bij merken en retailers
Een ander thema dat bij aanwezigen speelt is inflatie, zowel voor merken als voor retailers. Bij mannenmodelabel Bluefields is ‘hard onderhandeld’ om de prijzen van het merk op niveau te kunnen houden, vertelt Kim Verlooy. Hij staat bij Bluefields als senior accountmanager van State of Art, het moederbedrijf van Bluefields. “Het koopgedrag van klanten die toch al in het hoogste segment kopen, verandert niet zo sterk. Maar klanten die producten van onder de tachtig euro kopen, stappen over als de prijzen veranderen. Dus we moeten onze prijzen gelijk houden, zonder te veel afbreuk te doen aan de kwaliteit.”
Niet bij alle merken speelt de inflatie zo sterk. Bij het Nederlandse Another Label zijn de prijzen licht gestegen, zegt Tanith van Kammen van agentschap Motel. De prijzen van enkele producten zijn omhoog gegaan, maar die stijgingen zijn over het merk uitgesmeerd.
Of de prijzen stijgen, hangt er ook vanaf of een merk de productie grotendeels in eigen beheer heeft - en dus controle kan houden over de kosten. Dat is het geval bij Daniele Fiesoli, vertelt Canip Simsek, eigenaar van agentuur Studio C Company, dat het merk in Nederland representeert. Maar bij andere merken in zijn portfolio zijn de prijzen wel met tien procent omhoog gegaan, zegt hij. Ook bij Laurie zijn de prijzen gestegen. Maar dat kan ook niet anders, zegt Van Laatum. “Als je dat niet doet, levert er iemand anders in de keten in. Natuurlijk, het is niet leuk. Maar het is wel goed uit te leggen.”
Retailers, op hun beurt, nemen al snel een hap uit de eigen marge. Twee inkopers van een Nederlandse discounter die op de beurs aanwezig zijn zeggen dat het bedrijf zeker ‘marge heeft ingeleverd’ in het inkoopseizoen. Tamara en Michael Teppich van de Berlijnse winkelketen Tatem hebben in eerste instantie geprobeerd de prijzen niet op te hogen, maar moeten daar binnenkort toch aan, zeggen ze. Verder kiezen ze ervoor om niet in te boeten op kwaliteit, maar vooral minder in te kopen. Dat zeggen ook Hetty en Rosa Scholtens. “Liever minder en beter.”
Kalm aan weer op niveau
Ook Modefabriek zelf had last van de inflatie, vertelt Krouwels. Maar hoe sterk, dat weet ze pas achteraf. “We hebben natuurlijk vooraf een inschatting gemaakt, maar dat was een paar maanden terug al, nog voordat de inflatie echt hard ging. De definitieve berekening kunnen we pas maken na de beurs, als de kosten van de RAI binnen zijn. Dat is wel spannend. Maar we zitten er bovenop, en we monitoren het goed.”
De prijzen van de stands zijn iets hoger dan in de zomer, vertelt ze. “Maar die prijzen waren dan weer een stuk lager dan voor Covid-19. We zijn ook bezig weer een beetje op niveau aan het komen. Maar zo’n verhoging kun je niet elk jaar doen, je moet daar verstandig en kalm mee omgaan. Inflatie is voor veel bedrijven een issue. Mijn punt is: als bedrijf kun je het niet allemaal bij je klant neerleggen, we moeten het een beetje met elkaar delen.”
Intussen denkt Krouwels al aan de volgende editie van de beurs. “Welke segmenten hebben meer aandacht nodig, welke willen we uitbreiden, en wat missen we nog?” Dat ze wil blijven samenwerken met zo veel mogelijk verschillende partijen, staat als een paal boven water. “Ik heb in mijn loopbaan gemerkt: als je samenwerkt en het past, ontstaan er nieuwe dingen, en dan kan het voor de lange duur zijn.”