Iedereen verliest in een handelsoorlog
bezig met laden...
De Europere Commissie legt vanaf 22 juni 2018 tijdelijke ad valorem invoerrechten van 25 procent op bepaalde goederen afkomstig uit de Verenigde Staten die naar de EU worden geëxporteerd. Producten waarop de tarieven van toepassing zijn, zijn onder andere cosmeticaproducten, T-shirts, broeken, denim en schoeisel.
Deze maatregel was een directe reactie op de door de VS opgelegde invoerrechten op naar de VS geëxporteerde staal en aluminium afkomstig uit de EU om zo de bilaterale handel in evenwicht te brengen.
De handelsoorlog zorgt voor korte- en langetermijneffecten
Hoewel de Amerikaanse industrie al decennia lang is verzwakt, met name op het gebied van kleding en schoeisel, zijn er nog steeds enkele bedrijven die in de VS produceren.
De kortetermijneffecten van de tarievenoorlog zijn duidelijk. Bedrijven die Amerikaanse goederen die onder het aanvullende tarief vallen produceren, worden gedwongen om prijzen en marges te verlagen, of omgekeerd, prijzen te verhogen en de kosten in rekening te brengen voor EU-consumenten. Hoe dan ook, iemand verliest.
Op de lange termijn herzien bedrijven hun productieketen. Sommige kledingfabrikanten discussiëren zelfs over de vraag of de productie van de VS naar Mexico moet worden verplaatst, een land dat een vrijhandelsovereenkomst met de EU heeft. Maar wat betekent dat voor consumenten? De EU is één van de drie grootste exportmarkten voor Amerikaanse goederen; het valt echter te bezien of Europese consumenten er rekening mee houden dat het product op het moment van aankoop in de VS is gemaakt en bereid zijn hier extra voor te betalen.
Wat we wel weten is dat het koopgedrag van de meeste Amerikaanse consumenten aantoont dat het land van herkomst van een product ondergeschikt is aan de prijs. Dat suggereert dat een productieverplaatsing naar een land buiten de VS, in een poging om prijzen en marges te handhaven, voor veel consumenten niet veel betekent. Het betekent echter alles voor bedrijven die trots adverteren met ‘Made in USA’, hun leveranciers en iedereen die voor hen werkt. Nogmaals, iemand verliest.
De handelsoorlog lijkt niet snel te verdwijnen
Amerikaanse handelsorganisaties voor kleding en schoeisel, en zelfs verschillende Amerikaanse bedrijven, hebben teleurstelling geuit over het in de eerste plaats invoeren van tarieven op staal en aluminium, omdat er al zorgen waren over eventuele invloed op de kleding- en schoenensector. Die zorgen bleken legitiem en accuraat te zijn. De Europese Commissie beweert dat deze tarieven effectief zullen zijn zolang de maatregelen van de VS in stand blijven.
Ook zorgwekkend is dat de Amerikaanse overheid heeft gedreigd invoerrechten van ruim 20 procent op uit Europa afkomstige auto’s in te stellen, zolang de EU de handelsbelemmeringen niet stopzet. Als dat wordt doorgezet, zou deze handelsoorlog nog maar in de startblokken staan.
Gezien de mate van deze tarievenoorlog, is het denkbaar dat de prijzen gaat stijgen voor consumenten, productieketens zullen worden verstoord en internationale groei zal worden belemmerd. Als dat het geval is, verliest iedereen.
Geschreven door Amanda Simpson, medewerker bij Crowell & Moring International Trade Group in New York. Crowell & Moring LLP is een internationaal advocatenkantoor dat zich bezighoudt met modewetgeving en cliënten in zowel de Verenigde Staten als Europa vertegenwoordigt. Crowell & Moring helpen cliënten binnen de modeindustrie met diverse juridische kwesties, waaronder intellectueel eigendom en handelsrecht. Ze geven regelmatig advies over de waardering en exploitatie van IP-rechten, helpen cliënten bij aanvragen handelsmerken, ontwerppatenten en auteursrechten, en procederen en handhaven deze rechten.
Dit artikel verscheen eerder op FashionUnited UK. Vertaling en bewerking vanuit het Engels: Tessa Guntlisbergen.
Beeld: Levi jeans via Pixabay. Credit: CC0 Creative Commons.