Hoewel het aantal winkels de laatste jaren redelijk stabiel is, blijkt de in- en uitstroom onder retailers groot. Dat blijkt uit een rapport dat onderzoeksbureau EIM uitvoerde in opdracht van het hoofdbedrijfschap detailhandel. Vooral in baby- en kindermodeligt de zogeheten 'verversinggraad' boven het gemiddelde. Elk jaar komen er zo'n 15.000 bedrijven bij en houden net zoveel bedrijven op te bestaan, deze tendens wordt omschreven als 'verversing'. De afgelopen twintig jaar daalde het aantal bedrijven in de detailhandel met gemiddeld een half procent per jaar. Dit betekent dat verversing in de detailhandel de afgelopen twintig jaar gemiddeld ruim 7 procent is geweest, oftewel: elk jaar is ongeveer een op de veertien bedrijven nieuw in de sector.
In de modebranche is de hoogste verversingsgraad bij de ondernemers in kinderkleding waarbij met twintig procent minstens een op de zeven vestigingen nieuw is. De verversingsgraad bij ondernemers in kindermode komt uit op vijftien procent en voor ondernemers in ondermode komt de verversingsgraad uit op veertien procent.
De herenkleding was de meest behoudende. De verversingsgraad ligt hier op vijf procent, dat betekent dat er per twintig winkels één nieuwe vestiging bij kwam.
Oorzaak van de verschillen is dat de verversingsgraad in gelijke pas loopt met de groei van de sectoren. Terwijl het aantal retailers in herenkleding kromp met vijf procent per jaar, groeide het aantal aanbieders van kinderkleding met acht procent. Het aantal winkeliers in ondermode nam toe met zes procent.
De in- en uitstroom van bedrijven in de detailhandel wordt onder meer bepaald door de kosten van de bedrijfsruimte. Als deze toenemen dan neemt het aantal ondernemingen uiteindelijk af. Andere factoren zijn de toe- en uittredingsbarrières, als deze in een branche hoger worden dan vermindert hierdoor op den duur het aantal ondernemingen in een branche. Tot slot wordt de in- en uitstroom bepaald door het financiële rendement dat een onderneming zou kunnen opleveren.
