Hulde aan de voddenman: in gesprek met Vodde en Voddenmannen over circulaire mode
bezig met laden...
“Vodden, vodden, wie heeft er nog vodden? Ik geef de hoogste waarde voor uw vodden”, zong Wim Sonneveld in zijn ‘Huis, tuin en keukenliedje’ uit 1955. De voddenman of lorrenboer was iemand die oude kleren opkocht en weer doorverkocht, voor de fabricage van papier of poetsdoeken. Tot in de jaren zestig kwam hij langs de deuren en zamelde voor een paar stuivers vodden in. De voddenman is uit het straatbeeld verdwenen – tegenwoordig brengen we oude kleding naar de kringloopwinkel, textielbak of we verkopen het online. Toch is dit oude beroep weer heel actueel dankzij twee innovatieve modeconcepten die het begrip herdefiniëren. FashionUnited sprak met Patrick Welp van sokkenmerk Vodde en Rens de Waal van Voddenmannen, die elk op hun eigen manier een steentje bijdragen aan de circulaire economie.
Vodde: “Volledig tegen de stroom in bouwden we in Tilburg een sokkenfabriek”
De jonge sokkenfabrikant Vodde is één van de finalisten van de KvK Impact Award 2021, waarvan de winnaar op 2 februari bekend wordt gemaakt. Deze award wordt uitgereikt aan bedrijven die tijdens de huidige coronacrisis een innovatief product op de markt hebben gebracht. Vodde geeft oud textiel een nieuw leven door er allerlei soorten kwaliteitssokken van te maken. Oprichter Patrick Welp kwam op het idee door een combinatie van factoren: zijn ongenoegen over de misstanden in de textielwereld – waarin hij al ruim vijftien jaar werkzaam is – en pure noodzaak. Aan het begin van de pandemie vielen de aanvoerlijnen voor sampling en orders volledig weg. Daarom bouwde hij zijn eigen sokkenfabriek, direct naast het Textielmuseum in Tilburg. Een strategische locatie. “Het idee om van gebruikte kleding nieuwe sokken te maken én een deel van je productie hiervoor in Tilburg op te zetten, is een gewaagde”, aldus Welp. “En dat ook nog tijdens de coronapandemie! Het behalen van deze finaleplaats zien we dan ook als een bevestiging dat de markt roept om circulaire oplossingen die een concreet product opleveren.”
Het businessmodel van Vodde is uniek en zeker niet eenvoudig. Het werken met gerecyclede garens van textielafval blijkt in de praktijk een behoorlijke uitdaging. De vezels zijn korter en daardoor kwetsbaarder, legt Welp uit. “De eerste sokken die uit onze machines rolden waren te klein en gingen pillen. Ik dacht: dit wordt niks. We werkten tot diep in de nacht door. En door aanpassingen in de constructie zijn we er uiteindelijk in geslaagd om echt een goed gebruiksproduct te maken, waardoor we nu een brede collectie kunnen aanbieden.”
Via retailers en een eigen webshop zijn de sokken verkrijgbaar voor de consument. Het idee hierachter is om ‘circulaire’ sokken bereikbaar te maken voor iedereen, maar ook om klanten te vragen om feedback zodat Vodde kan blijven innoveren met textielafval. De collectie is breed, van wandelsokken tot hippe retrosokken. Verkoopprijzen liggen tussen de 7 euro en 9,95 euro, voor zowel dames als heren. Naast het consumentenlabel Vodde ontwikkelt en breit het bedrijf voornamelijk voor sport- en modemerken en bedrijfskledingspecialisten. “Door de pandemie was reizen, sampling en kwaliteitsborging een probleem. Het reshoren van de sampling, plus het digitaal koppelen van onze fabriek in Tilburg met grootschalige fabrieken in Zuid-Europa, lost dit probleem op voor de inkopers en ontwikkelaars van modemerken, sportlabels en retailers”, verklaart Welp. In Tilburg kunnen de samplecollecties volgens hem razendsnel worden ontwikkeld voor de klant, met een doorlooptijd van ongeveer een week voor een complete collectie. “Na akkoord van de klant sturen wij de data direct door naar de fabriek om zo in grotere aantallen de exacte sok te maken. Het voordeel voor inkopers is snelheid en kwaliteit tegen goede prijzen, zonder eerst de halve wereld over te vliegen. Ook door de veelvuldige ontwikkelingen bij Vodde hebben we het vakmanschap teruggehaald en zijn op die manier een partner voor bedrijven die sokken verkopen. Wij maken immers de sokken van garens die we ook zelf ontwikkelen, een unicum in de wereld van de sokkenindustrie.”
”Dankzij Vodde heb ik ervaren dat het veel positieve energie oplevert om van iets waardeloos iets nieuws te maken waar mensen blij van worden – al is het maar een sok.”
Lef en ondernemerschap worden beloond, want de garenfabriek van Vodde in Tilburg draait inmiddels op volle toeren. De sokken die hier worden geproduceerd zijn honderd procent circulair. Ze worden gemaakt van restpartijen die Vodde krijgt van verschillende partners, zoals kringloopwinkel La Poubelle. De volgende stap is om de garens ook geschikt te maken voor andere textielproducten, zoals T-shirts en werkkleding. “We staan open voor samenwerkingen met modebedrijven die onderdeel willen zijn van deze circulaire reis”, aldus Welp. “En ja, we krijgen veel aanvragen binnen van bedrijven die iets met circulaire mode willen doen. Duurzaam ondernemen is vooral een kwestie van de knop omzetten en hierin durven investeren. Daarbij willen wij graag een gids zijn en bedrijven een helpende hand bieden bij zaken waar zij tegenaan lopen.”
Voddenmannen: “Is het nog wel relevant om een volledig nieuw product te maken?”
Modeontwerper Rens de Waal is de drijvende kracht achter Voddenmannen. Van afgedankt textiel van het Leger des Heils maakt hij nieuwe items. “De voddenman en zijn historische functie stamt uit een tijd waarin kleding waarde betekende. Een betekenis die we in de hedendaagse consumptiecultuur vaak vergeten”, stelt hij. Het project Voddenmannen is begonnen vanuit zijn eigen kledingkast. Aan het begin van de coronacrisis, toen voor veel ontwerpers het werk stilviel, startte hij met het vermaken van zijn eigen kleren. “Het begon met overhemden. Het eerste onderdeel dat daarvan verslijt, is meestal de kraag. En dus besloot ik de versleten delen te ‘fixen’ door uit datzelfde item een nieuwe kraag te knippen. Zo kon ik het overhemd weer dragen en dat gaf een goed gevoel. Met Schueller de Waal (het modeduo waar hij tot voor kort deel van uitmaakte, red.) was ik ook altijd bezig met mode als vorm van therapie.”
”De kracht van mode is creativiteit. Maar is het vandaag de dag nog wel relevant om een nieuw product te maken? Voor mij persoonlijk geldt: hoe langer ik in het vak zit, hoe minder ik mij genoodzaakt voel om ‘from scratch’ iets nieuws te maken.”
Het werken met afgedankte kleding geeft hem bovendien een fijn kader om mee te werken. Van tijd tot tijd brengt de ontwerper een bezoek aan het sorteercentrum van het Leger des Heils. Daar worden relatief veel kwalitatief goede kledingstukken ingezameld waar iets mis mee is: een gaatje, vlekje of ontbrekende knoop. Deze items kunnen niet meer worden doorverkocht en blijven hangen om de vezels te recyclen. Zonde, vindt De Waal. Want met wat aandacht en verbeeldingskracht kunnen deze items zo weer een ronde mee. “Ik kom vaak de prachtigste stoffen tegen. Het maakt mij niet uit als de kleuren wat verbleekt zijn, dat kan juist heel mooi zijn.” De door hem persoonlijk geselecteerde stukken worden met gevoel voor kleur en materiaal geüpcycled tot hedendaagse items. Gemiddeld werkt hij vijf uur aan één kledingstuk. Genoeg om het item met verschillende ingrepen te vertalen naar nu, zonder dat het prijskaartje te hoog wordt. Zijn missie is naar eigen zeggen geslaagd als mensen het kledingstuk weer willen dragen. “Zo geef ik iets wat afgedankt is nieuwe waarde. Als je erover nadenkt is het te gek voor woorden dat mensen kleding zo snel weggooien.”
Met Voddenmannen is De Waal bewust uit het modecircuit gestapt. Hij werkt niet met retailers en editorials in magazines of modeshows zijn voor dit project niet belangrijk. Wel opent hij, zodra er een nieuwe ‘batch’ ontwerpen af is, ergens een pop-upstore. Na twee succesvolle edities in Amsterdam, wil hij graag ook andere steden aandoen, zoals Rotterdam en Den Haag. De pop-upstores zijn voor De Waal een goede manier om direct in contact te komen met de eindconsument en te zien wat wel en niet werkt. Verkoopprijzen variëren van 120 euro voor een top met korte mouwen tot 250 euro voor een wollen winterjas. De Waal noemt zijn werkwijze ook wel ‘remodelling vintage’. “Ik reageer op iets dat al bestaat: een item uit de jaren tachtig met vleermuismouwen vertaal ik bijvoorbeeld naar een silhouet van nu, zodat mensen het weer willen dragen. Of ik gebruik de patchworktechniek om van verschillende kledingstukken één nieuw item te maken. Zo heb ik inmiddels verschillende designmethodes ontwikkeld. Een voorbeeld zijn de ‘two become one’-tunieks, gemaakt van twee overhemden. En toch zijn alle ontwerpen uniek, omdat er van elk item maar één is.”