Bijleren op de Circular Textile Days: “Elk bedrijf begint bij greenwashing”
bezig met laden...
’s-Hertogenbosch – De Circular Textile Days wisten afgelopen editie tegelijk een breder publiek aan te spreken en toch volop in te zoomen op complexe kwesties zoals beleidsmaatregelen. Upcyclers op de beursvloer tonen in de praktijk waarom duurzaamheid in de mode nodig én mogelijk is.
Meer diverse standhouders. Een meer gevarieerd programma. Dat merkt Irene Lemmens op als we haar vragen wat de afgelopen editie van de Circular Textile Days, waar zij als projectmedewerker werkt, zo bijzonder maakte. Anders dan voorgaande jaren lag de nadruk niet zozeer op werkkleding, maar kwamen kleren in alle vormen, maten en functies aan bod. Of ze nu van mechanisch of chemisch gerecycleerde garens, oude banners, dekens of tafellakens gemaakt werden, deed er in die zin niet toe. Op de beursvloer kreeg upcycling, en niet louter recycling, een prominente plaats.
Upcycling in de praktijk: “Ook van textiel die niet te repareren valt, kan je iets moois maken”
Isa Kempers uit Enschede startte vier jaar geleden – toen nog als studentenondernemer – haar upcyclingbedrijf Redikly. Afgelopen week, net vóór de Circular Textile Days, ging ze volop voor haar droom en werd ze zelfstandige in hoofdberoep. Het is natuurlijk eng, geeft ze toe. “Maar enkel door er volop voor te gaan, kan ik al mijn energie in mijn onderneming kwijt.”
Als jonge idealist vindt Kempers het gek dat zoveel textielafval aan de andere kant van de wereld gedumpt wordt. “Logisch dat mensen daar er niet mee akkoord gaan.” Er valt dan ook zoveel meer mee te doen, gelooft ze, en met haar de meeste bezoekers aan de beurs.
Vlak bij haar standje houden we halt bij Esther Smit, de oprichter van Remake Society, haar rechterhand William Tjon Appian en een boel tovenaars met een naaimachine. Remake Society is een atelier dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt inschakelt om kledij te herstellen en upcyclen. Dat laatste benadrukt Tjon Appian als we hem aan zijn mouw trekken. “Daarin verschilt Remake van United Repair Center.”
Tjon Appian toont een gymtas met een groot logo van de Champions League. Die is gemaakt van een banner van de voetballiga. “Dat soort textiel kan je niet repareren natuurlijk. Daar moet je iets anders mee doen.” De clou is wel dat het merk de upcyclede producten opnieuw aankoopt. “Enerzijds omdat wij als Remake natuurlijk helemaal geen producten van de Champions League zouden mogen verkopen. Maar anderzijds ook om het financieel te doen werken. Ze kunnen het cadeau geven aan hun medewerkers, als kerstgeschenk.”
Smit benadrukt hoe bijzonder het is dat haar medewerkers de ambacht van kleren maken zo goed onder de knie hebben. “Ze leren het van hun ouders, niet op school.” Door die mensen aan een job te helpen en textielafval te verwerken slaat Smit twee vliegen in één klap, redeneert ze. “We gaan onder meer aan de slag met productiefouten. Doorgaans worden die niet hersteld, maar meteen vernietigd. Daar kunnen wij nog wat mee aan.”
Focus op beleid: “Nood aan goed doordachte maatregelen”
Even het hoekje om. We laten de naaimachines voor wat ze zijn en beluisteren, met behulp van koptelefoons die zo uit een silent disco ontsnapt zijn, het ene na het andere panelgesprek. De Circular Textile Days focussen zich sterk op beleidsvorming. Een bewuste keuze, ondanks de deregulering vanuit Europa. “Beleid blijft een belangrijk onderwerp”, zegt Irene Lemmens. “Bedrijven bewegen pas als er beleid is. Daarom willen we hen daarover blijven informeren.”
Daags voor de Circular Textile Days van start gaan, bracht het Europees Parlement goed nieuws: de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waarmee de sector de verwerking van textielafval wil financieren, kreeg groen licht. Het ideale moment om die in die ESPR-regels te duiken, vond beleidsmedewerker Valérie Boiten van de Ellen MacArthur Foundation.
Boiten vroeg een UPV-pionier uit Letland op het podium en bevroeg de Italiaanse en Belgische “pre PRO’s”, producentenverantwoordelijkheidsorganisaties die opgestart zijn in afwachting van de Europese regels. Ook nam een vertegenwoordiger van de afvalsector het woord, Philippe Doliger van EuRIC, die het “een van de meest belangrijke beleidsmaatregelen” noemt.
“Maar het is géén silver bullet”, stelt Doliger. “Het moet goed doordacht zijn. Gewoon door na te denken over het probleem, gaan we het niet oplossen. In Frankrijk bestaat het al vijftien jaar en de recyclagesector staat er bijzonder wankel.”
Stond ook op het menu: een panel over de PEFCR-regels, de methodiek die de Europese Unie voorschrijft om de milieu-impact van verschillende productcategorieën, waaronder nu dus ook kleding en schoenen, te bepalen. Dat willen ze bekomen aan de hand van data uit levenscyclusschattingen oftewel LCA’s. Na vijf jaar onderhandelen is de laatste versie van de PEFCR Apparel & Footwear in juni voorgesteld in Brussel. De EU is er echter nog niet mee klaar en wil de methodiek nu herdenken, Euratex verwacht daarvan een update binnen een halfjaar.
Het belang van data is een thema dat wel in meerdere panels doorschemert. In gesprek met duurzaamheidsstrateeg Nynke Eggen noemt LCA-expert Saro Campisano (Hedgehog) enkele typische LCA-valkuilen. Zo mag je niet zomaar twee rapporten met elkaar vergelijken. “Duurzaamheid is een complex gegeven”, vat hij samen op het einde van dat panel. “LCA’s maken het makkelijk en tegelijk maken ze het er niet makkelijker op”, geeft hij toe. Optimistischer is Traci Kinden van TEXroad, die in gesprek met MVO Nederland-sectormanager Bianca Streng zichzelf omschrijft als een levensechte “nerd glass emoji”. “Data is dé manier om munt te slaan uit de circulaire economie”, gelooft zij. “Je kan informatie monetariseren zonder je bedrijfsgeheimen prijsgeven. Dit kan onze toekomst zijn, als we dat willen.”
Greenwashing vermijden? “Elk bedrijf bezondigt zich eraan”
Bedrijven die het beleid niet strikt opvolgen en toch rond duurzaamheid werken, doen zich al te vaak groener voor dan ze werkelijk zijn. Daarom is natuurlijk ook greenwashing een belangrijk thema op de Circular Textile Days, op alle podia.
“Elk bedrijf begint bij greenwashing”, provoceert Edwin Maes (Centexbel) in zijn keynote over de Green claims directive, die momenteel on hold staat. Tenzij merken hun kop in het zand steken en de kwestie duurzaamheid geheel negeren, zullen ze op een bepaald moment communiceren over hun inspanningen. Maar als het bij marketing blijft, dan is het risico op greenwashing “heel hoog”, zegt Maes.
Maes geeft het voorbeeld van een oude marketingslogan van S. Café, “Drink It, Wear It”, waarmee het merk textiel op basis van koffiedik wil vermarkten. Alleen bestaat die kledij voor minder dan 1 procent uit gruis. In werkelijkheid gaat het om een polyester kledingstuk, waarvoor koffie-olie verhit wordt op een “lage temperatuur” (deze bewering haalde Maes uit de communicatie van S. Café) die in een deelproces toch blijkt op te lopen tot maar liefst 1000 graden. Het merk prijst ook aan dat het sneller droogt dan katoen, maar dat vindt Maes holle woorden. “Alle polyester droogt nu eenmaal sneller dan katoen. Mocht ik aan marktsurveillance doen, zou S.Café een boete krijgen.” Hun nieuwste vorm van ‘koffiekledij’ vindt Maes, voor de volledigheid, een stuk geloofwaardiger. Eerder op de dag leidde Nynke Eggen een geheel panel over greenwashing, waar LCA-expert Saro Campisano aan deelnam. Wat Eggen daar het meest van opstak? Duurzaam ondernemen is zoveel meer dan blind beleidsregels volgen. “Het gaat om weten wat je aan het doen bent.”
In een nagesprek verduidelijkt Eggen dat inkopers al te vaak onrealistische eisen stellen aan hun leveranciers op duurzaamheidsvlak. “Je mag niet zomaar vragen naar een stof met een bepaalde samenstelling en een zeker percentage van gerecycleerde garens zonder te weten dat die stof daadwerkelijk beschikbaar is op de markt”, geeft ze als ultieme tip mee. “Want zo werk je mee greenwashing in de hand.”
Je bent namelijk nooit zeker of je contact ter plaatse je naar de mond praat. “Hij zal misschien zeggen dat het toch beschikbaar is, en dat klopt niet. Daarom is voor mij de voornaamste boodschap van deze beurs om zélf kennis van zaken te hebben.” Of zoals ze het op het einde van haar panel samenvat: wees eerlijk en kwetsbaar. “En keep it real”, vulde textieltechnoloog Jonathan Linthout (USTER) nog aan als afsluiter van het panel. “Geef je klant gerust mee dat je nog maar voor de helft iets verwezenlijkt hebt. Andere merken gaan daarin volgen, en zo duwen de industrie vooruit.”
Of zoals Pieter van Barneveld van werkkledingbedrijf New Wave Textiles in gesprek met voormalig politica Kiki Hagen, huidig directeur van het Collectief Circulair Textiel, het stelt: “Zijn we er al? Neen. Komen we er? Honderd procent.”