Duurzaamheidsexpert Jasmien Wynants: “Om de industrie te veranderen is meer wetgeving noodzakelijk”
bezig met laden...
Is het niet doodzonde dat een industrie die zoveel mooie producten voortbrengt, tegelijkertijd zoveel impact heeft op mens en planeet? Wie zich verdiept in de ‘lelijke’ kant van de mode-industrie, kan niet anders dan hier wakker van liggen, stelt Jasmien Wynants. De afgelopen zeven jaar bouwde zij bij Flanders DC zoveel mogelijk kennis op rond duurzaam ondernemen en circulaire economie, met één doel voor ogen: de mode-industrie verbeteren.
Het werd haar hoe langer hoe duidelijker dat een verandering aan industrie- en consumentenzijde niet volstaat. “Meer wetgeving en beleid is noodzakelijk om een aantal barrières weg te halen en de transitie naar een circulaire economie te versnellen”, stelt Wynants. Recent rondde zij haar Master in de Milieuwetenschap af aan de Universiteit van Antwerpen en schreef zij een masterscriptie over textiel en Europees beleid. FashionUnited sprak haar over dit onderzoek én de aanbevelingen die hieruit voort zijn gekomen.
Hoe is jouw belangstelling voor duurzame mode ontstaan?
“Bij Flanders DC kreeg ik de kans om via het Close The Loop-programma Vlaamse modebedrijven te informeren en begeleiden richting een betere manier van werken. Ik sprak met tal van inspirerende ondernemers en innovatieve start-ups en zag dat er een evolutie gaande is op het gebied van duurzaamheid: waar vroeger slechts enkele spelers hiermee bezig waren, ligt nu vrijwel iedereen hier wakker van. Steeds meer bedrijven, van klein tot groot, zoeken naar manieren om hun businessmodel te veranderen en te werken met respect voor mens en milieu. Maar ik merkte ook dat bedrijven allemaal tegen dezelfde drempels aanlopen. Onder consumenten is er ook een groeiende interesse in duurzame mode, maar veel mensen hebben moeite om de juiste keuzes te maken. Dat komt omdat het systeem erachter niet klopt.”
Leg eens uit…
“Het fast fashion-model, dat ooit stond voor een positieve ontwikkeling, namelijk de democratisering van de mode, is de laatste vijftien jaar compleet ontspoort. De levenscyclus van kleding is steeds korter geworden. De mode-industrie is voor een groot deel gebaseerd op snel wisselende trends met overconsumptie aan de basis. Dit heeft grote gevolgen voor mens en planeet. Enorme volumes aan niet-hernieuwbare grondstoffen worden gebruikt om kleding te produceren die slechts kortstondig wordt gedragen – om die daarna te storten of verbranden. Tijdens dit proces wordt een enorme hoeveelheid water verbruikt. Er komt heel wat vervuiling kijken, en de complexe productieketens staan bekend om uitbuiting in de producerende landen.”
Wat is er nodig om dit systeem te veranderen?
“Als op zichzelf staand bedrijf is dat haast onmogelijk. Daar is beleid en wetgeving voor nodig. Om een systeem te veranderen, kan een overheid sturend werken om dit proces te versnellen. Dat kan zowel door verplichtingen op te leggen als met positieve prikkels: bijvoorbeeld door bedrijven te belonen met fiscale voordelen als zij duurzame maatregelen nemen.”
Ben je zelf meer voorstander van negatieve of positieve prikkels?
“Vanuit consumentenperspectief ben ik geneigd voor dat laatste te kiezen. Vergelijk het met de voedingsindustrie: niemand wordt er blij van als je zegt dat je geen vlees mag eten. Dan voelen mensen zich aangevallen en dit leidt tot defensief gedrag. Veel beter overtuig je mensen met inspirerende vegetarische recepten. Wil je bedrijven over de streep trekken om voor duurzame materialen te kiezen, dan kan een positieve prikkel helpen. Door ervoor te zorgen dat ze hun marges behouden en het product rendabel blijft, maak je het voor hen economisch interessant om verantwoorde keuzes te maken. Tegelijkertijd is het goed om de branche bepaalde verplichtingen op te leggen. Denk aan een verbod op schadelijke chemicaliën of een minimumkwaliteit voor textiel. Het zal dus altijd gaan om een combinatie van die twee methoden. De kunst én moeilijkheid is om de juiste mix te vinden in de beleidsvorming.”
De timing van jouw masterscriptie is gunstig: het onderzoek past helemaal in het kader van de Green Deal van de Europese Commissie.
“Klopt, in maart 2020 lanceerde de Europese Commissie een nieuw actieplan voor de circulaire economie. Het wordt één van de belangrijkste bouwstenen van de nieuwe Europese Green Deal, het plan waarmee de EU de economie duurzaam wil maken, met een klimaatneutrale unie tegen 2050 als doelstelling. Sommige sectoren krijgen extra aandacht omwille van hun impact op het milieu of de circulaire opportuniteiten en één van die sectoren is… textiel!”
Wat komt in dit actieplan aan bod?
“Het bevat maatregelen gericht op de hele levenscyclus van producten. Voor textiel worden er concrete acties uitgewerkt en komt er een alomvattende Europese strategie met maatregelen. De focus ligt bijvoorbeeld op het creëren van een kader voor duurzame producten, maar ook op een verbetering van het ondernemings-en regelgevingsklimaat voor duurzaam textiel.”
Hoewel je in jouw Masterscriptie vertrekt vanuit een Vlaams standpunt, kijk je in de aanbevelingen breder naar Belgisch en Europees niveau. Waarom is dat belangrijk?
“Afbakening is cruciaal – je moet ergens beginnen. Maar uiteindelijk hangt alles met elkaar samen. Zo wordt er nu gekeken naar hoe een verlaging van btw op bepaalde producten of diensten een rol zou kunnen spelen om consumenten en bedrijven te stimuleren duurzaam te kopen. Een maatregel die in de nationale wetgeving verankerd zit, maar waarvoor eerst de Europese btw-richtlijn herzien zal moeten worden. Vlaanderen vormde dus het vertrekpunt van mijn onderzoek, maar die oefening kun je natuurlijk herhalen voor andere landen of landsdelen.”
Wat was de grootste uitdaging die je in jouw onderzoek tegenkwam?
“De complexiteit van beleid en wetgeving. Zoals ik al zei: het zijn kluwen van allemaal verbonden kleine radartjes in een groot geheel. Wetten, verordeningen, richtlijnen… het is zó belangrijk dat die zaken worden bepaald en geschreven met input vanuit de sector. Maar niet elk bedrijf heeft de tijd om input te geven, laat staan zich in te lezen in de complexiteit van de materie.”
Door middel van rondetafelgesprekken bracht je die twee werelden van beleid en industrie samen.
“Ja, en ik ben heel blij met de goede opkomst van belanghebbenden uit de industrie voor deze rondetafelgesprekken. Weer een bewijs dat de sector zelf vooruit wil. Eén van de aspecten die kwamen bovendrijven in de gesprekken met beleidsmakers, is dat het uitzonderlijk is dat een sector zelf om meer wetgeving komt vragen.”
Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen in jouw masterscriptie?
“Ten eerste is er behoefte aan duidelijkheid en afbakeningen. Uit de rondetafelgesprekken kwam naar voren dat er geen duidelijke definitie is voor circulair textiel. En dat is wel cruciaal om goed beleid te kunnen maken. Het begint ermee dat we allemaal met dezelfde maten en gewichten meten. Want iedereen hanteert andere criteria als het gaat om duurzaamheid en er is een wildgroei aan keurmerken en certificaten. Een andere aanbeveling is het belang van kwaliteit. Men spreekt veel over dierenwelzijn, lagere CO²-uitstoot en minder waterverbruik, maar ook de levensduur van producten is essentieel. Om iets te doen aan de groeiende afvalberg vol niet-recyclebaar textiel moeten we bedrijven stimuleren om producten te maken die lang meegaan én recyclebaar zijn. En om laagwaardige kwaliteiten te vermijden. Om tot een minimumkwaliteitsstandaard te komen, is uniformiteit ook hier weer van belang: pas als iedereen dezelfde taal spreekt, kun je beleid maken en hier vervolgens ook op handhaven.”
Tot slot stel je dat subsidies belangrijk zijn, mits er ook een afzetmarkt voor is.
“Het is heel goed dat overheden geld steken in innovatie, maar in de praktijk is er vaak te weinig overzicht van waar gaat dat geld naartoe gaat. Recent werden vier soortgelijke projecten goedgekeurd… in plaats die te centraliseren en samenwerking te stimuleren. Meer coherentie, daar begint het mee. Niet zomaar de geldkraan opendraaien, maar subsidies beter stroomlijnen en coördineren. En dan vooral ook inzetten op het creëren van een afzetmarkt voor de innovaties die hieruit voortkomen.”
Voor jouw masterscriptie ontving je van de opleiding een cijfer van ‘grote onderscheiding’. Stimuleert dit jou om verder te gaan met academisch onderzoek?
“Er is volop potentie voor vervolgonderzoek. Al ben ik zelf een andere richting ingeslagen: ik werk nu twee dagen per week als Sustainability Coördinator bij Xandres. Een Belgisch modehuis met een lange geschiedenis waar kwaliteit van oudsher centraal staat. Het bedrijf zocht iemand die de duurzaamheidsdoelstellingen – een langetermijnstrategie – kan omzetten in concrete acties op korte termijn. Daarnaast werk ik drie dagen bij Flanders DC. Een mooie combinatie, want zaken waar we bij Xandres tegenaan lopen – en andere modebedrijven wellicht ook – kunnen we vanuit Flanders DC oppakken. Omgekeerd kom ik bij Flanders DC organisaties tegen die mogelijk voor Xandres interessant zijn. Ik geloof dat samenwerking de enige manier is waarop we echt vooruitgang kunnen boeken. Een filosofie waar Flanders DC en Xandres beide in geloven en voor staan. Vanwege mijn volle werkweek is er momenteel geen tijd voor verder academisch onderzoek, maar ik sluit niets uit voor de toekomst.”