• Home
  • Nieuws
  • Business
  • Moeizame financiering circulaire mode- en textielstartups belemmert verduurzaming industrie

Moeizame financiering circulaire mode- en textielstartups belemmert verduurzaming industrie

Door Nora Veerman

bezig met laden...

Scroll down to read more
Business|ONDERZOEK
Beeld: Fast Feet Grinded

Michiel van Yperen vindt het soms moeilijk om aan te zien. De transitie-aanjager bij Dutch Circular Textile Valley, een Nederlandse organisatie die werkt aan circulariteit in mode- en textielketens, ziet traditionele corporaties links en rechts miljoenenwinsten en dubbele groeicijfers boeken. Tegelijkertijd doen nieuwe, duurzamere bedrijven er soms decennia over om hun eerste euro’s winst te maken. De overgang naar een meer duurzame en circulaire mode- en textielindustrie gaat niet snel genoeg, vindt Van Yperen. En daar is een belangrijke reden voor.

In dit proces is een centrale rol weggelegd voor startups: jonge bedrijven die nieuwe circulaire businessmodellen ontwikkelen en schaalbaar maken. Waar bestaande bedrijven moeite hebben hun bedrijfsvoering ingrijpend te verduurzamen, kunnen startups vanaf de grond worden opgebouwd volgens circulaire principes. Met de processen of producten die zij ontwikkelen kunnen ze niet alleen zelf duurzamere alternatieven bieden, maar ook bestaande bedrijven helpen om circulair te worden.

Voor dergelijke startups lijkt er echter onvoldoende voedingsbodem. Eerder dit jaar publiceerde ABN Amro een rapport waaruit blijkt dat circulaire startups over het algemeen kampen met financieringsproblemen. Dat geldt zeker ook voor startups in de mode- en textielsector. Waar zitten in deze sector de knelpunten, en wat kan er anders? FashionUnited deed navraag bij Dutch Circular Textile Valley (DCTV), bij banken, en bij drie oprichters van startups. “We hebben een jaar gezocht naar investeerders, maar het leverde niets op.”

Tijdens de laatste berekening, in 2019, telde Nederland in totaal circa drieduizend start-ups: bedrijven van circa zes jaar of jonger. Daarvan werden er destijds bijna honderdvijftig als circulair bestempeld. ABN Amro had voor het onderzoek naar de financiering van circulaire startups tussen 2018 en 2021 contact met in totaal 128 startups, waarvan er 76 een financieringsaanvraag deden. Daarvan kon een kwart daadwerkelijk worden gefinancierd.

Een frisse start

Ilse Kremer studeerde in 2020 af aan de Willem de Kooning Academie met een goed idee: het produceren van verfstoffen voor textiel uit natuurlijke schimmels, die de gebruikelijke schadelijke verfstoffen in de textielindustrie zouden kunnen vervangen. Als afstudeerproject ontwikkelde ze een modecollectie die volledig met de schimmels was geverfd. Na haar afstuderen wilde Kremer de potentie van de techniek graag verder onderzoeken, vertelt ze. Daar was financiering voor nodig: Kremer had naar eigen zeggen ‘nul startkapitaal’. Maar waar ze moest beginnen, wist ze niet. “Ik had geen idee welke subsidies er bestonden, en hoe ik die kon aanvragen. Ik was helemaal niet in die wereld thuis.”

Per toeval ontmoette ze Nienke Binnendijk, directeur van BlueCity Lab, een circulair biolab in Rotterdam waar ondernemers op het gebied van de circulaire economie de mogelijkheid krijgen te werken aan prototypes en het ontwikkelen van een bedrijfsmodel. Binnendijk hielp Kremer met het vinden van passende subsidies. “Die bleken er dus wel te zijn.” Kremer deed een aantal aanvragen en kreeg meerdere startsubsidies toegekend, van onder meer het RVO en het Stimuleringsfonds. Daarmee richtte ze haar eigen bedrijf Fabulous Fungi op.

Maar daarmee is ze er nog niet, zegt ze. “Ik wil gaan opschalen, en daar gaat veel geld in zitten, vooral in het aanschaffen van nieuwe apparatuur.” Kremer moet dus opnieuw op zoek naar geld, maar dat gaat nog niet bepaald vanzelf. “Voor kleinere bedrijven zijn er wel financieringsregelingen, en voor grote bedrijven ook, maar als je er tussenin zit is het lastig. Ik heb wel eens subsidieverstrekkers tegenover me gehad die zeiden dat ik nog niet ver genoeg was, terwijl ik door gebrek aan subsidie juist niet verder kan komen.” Ook collega’s uit het veld hebben daar moeite mee, merkt ze.

Kremer richt zich nu vooral op overheidsgeld, want een lening bij een bank durft ze nog niet aan. “Fabulous Fungi bevindt zich nog in de onderzoeksfase. Het idee dat je geld leent en uitgeeft aan experimenten, vind ik best spannend. Je moet zeker weten dat je het terug kunt betalen, en in deze fase weet je gewoon nog niet helemaal zeker waar het heen gaat.”

‘The valley of death’

Kremer bevindt zich in wat volgens de onderzoekers van ABN Amro en Van Yperen het moeilijkste stadium is voor nieuwe circulaire bedrijven: die tussen start-up en scale-up, oftewel ‘opschaler’. Het is de fase die Van Yperen niet zonder cynisme ‘the valley of death’ noemt. In deze figuurlijke vallei sneuvelen de meeste start-ups, omdat de geldkranen er schaars zijn en de zeldzame kranen stroef opengaan.

DCTV bestaat onder meer om het juiste bedrijf bij de juiste kraan te krijgen, en te helpen met opendraaien waar nodig. Maar ook dan heeft Van Yperen niet altijd goed nieuws. “Zeker voor jonge bedrijven zijn er wel subsidies of accelerators, zoals Stichting DOEN,” vertelt Van Yperen. “Daar kun je een klein bedrag ophalen, van vijfduizend tot twintigduizend euro, maar dat is meestal niet genoeg. Er is weinig innovatiegeld beschikbaar, en als het er al is, zuigen bedrijven uit de oude economie het meestal op.” Deze bedrijven staan zakelijk vaak steviger in hun schoenen, legt Van Yperen uit. “Bij circulaire startups zie je veel passie en mooie ideeën, maar niet altijd evenveel ondernemerschap.” Een van de doelen van DCTV is daarom ook om voor dergelijke bedrijven goede zakelijke partners te vinden wanneer ze willen gaan opschalen.

Beeld: Fabulous Fungi

Buiten subsidies om wordt het al snel ingewikkeld, zegt Van Yperen. Het primaire alternatief is een lening van een bank. Sommige startende ondernemers, zoals Kremer, zien dat zelf nog niet zo zitten. Tegelijkertijd zijn de banken op hun beurt ook lang niet altijd happig. Daarvan getuigt Gerrit Bouwhuis. Hij is oprichter van SaXcell, een bedrijf dat nieuwe cellulosevezels maakt van katoen uit afvaltextiel. Het bedrijf begon als een experiment in het laboratorium van hogeschool Saxion, die de onderzoeksfase bovendien mede financierde. Maar toen Bouwhuis wilde gaan opschalen, wilde Saxion daar niet meer in mee: de kosten en het risico werden te hoog voor de kennisinstelling. “Terecht, hoor,” vindt Bouwhuis.

Hij verwachtte de benodigde middelen wel elders te kunnen vinden, maar dat viel tegen. “We zijn in eerste instantie op zoek gegaan naar Nederlandse investeerders, maar er waren er te weinig die verder wilden. Banken en andere particuliere financiers konden niet meedoen, zeiden ze, omdat het project ‘te ver van de markt af stond’. Ze wilden alleen instappen met een overheidsgarantie, maar de overheid wilde die garantie weer niet geven.” Bouwhuis is vooral kritisch op de banken, zegt hij. “Alle banken zeggen dat ze investeren in duurzaamheid en groene initiatieven, maar uiteindelijk bleken wij die weg niet te kunnen gaan.”

Dat zegt ook David Uijttewaal, medeoprichter van Fast Feet Grinded, een bedrijf dat technologie ontwikkelt voor het recyclen van schoenen. Uijttewaal en zijn compagnon Danny Pormes richtten het bedrijf zes jaar geleden op met het eigen vermogen dat ze gedurende hun zestien jaar lange loopbaan in de retail hadden opgebouwd. Maar nu wil het tweetal opschalen naar een fabriek, die circa 4,5 miljoen euro gaat kosten. Dan is hun eigen vermogen niet meer genoeg.

"De subsidieverstrekker wil van de hoed en de rand weten. Daar heb je als opstartend bedrijf echt geen tijd voor."

David Uijttewaal, Fast Feet Grinded

Publiek geld was voor hen geen optie, omdat de technologie van Fast Feet Grinded gepatenteerd is en geheimhouding bij subsidieaanvragen niet gegarandeerd kon worden. Daarnaast zijn subsidies intensief om aan te vragen, zeker wanneer het om grotere bedragen gaat, benadrukt hij. “De subsidieverstrekker wil van de hoed en de rand weten. Daar heb je als opstartend bedrijf echt geen tijd voor. Uiteindelijk gaan de subsidies dus eerder naar de grote jongens, bedrijven die vier of vijf mensen in dienst hebben om dit soort dingen te fiksen.”

De enige optie daarbuiten was nog een banklening, maar ook bij banken konden Uijttewaal en Pormes niet terecht: hun project werd te risicovol gevonden. Uijttewaal is daar merkbaar gefrustreerd over. “Veel banken zeggen: we helpen mee aan duurzame ontwikkelingen. Maar zeven tot acht procent rente vragen voor een lening aan een duurzame startup, omdat het risico relatief hoog is, is dat meehelpen? Ik vind van niet.”

Risico en rendement

Wat maakt het voor banken zo lastig om deze bedrijven te financieren? “Circulaire mode- en textielactiviteiten nemen toe, maar het gaat veelal nog om een niche,” verklaart Roland Kroes, woordvoerder bij ABN Amro. “Mede omdat dit soort initiatieven nog beperkt zijn ten opzichte van de sector in zijn geheel, is de ervaring met succesvolle start-ups nog beperkt. Veel goedbedoelde initiatieven halen het uiteindelijk niet. En voor een bank geldt nog steeds dat uitgeleend geld tegen een zeker rendement terug zou moeten komen.”

Hoe levensvatbaar een startup is, wordt door banken vooraf getoetst. Bij de Rabobank gebeurt dat op basis van het verdienmodel, vertelt woordvoerder Daniëlle Brouwer. Vaak zijn de verdienmodellen van circulaire startups echter onconventioneel. “Daardoor sluiten ze niet altijd aan bij de reguliere financieringsvereisten.”

Een aantal factoren maakt het bedrijven in mode en textiel nog eens extra moeilijk, zegt Kroes. Zo is er rekening te houden met de hoge kostprijs van gerecyclede content versus de lage prijzen van fast fashion. Dat die lage prijzen hebben kunnen bestaan, heeft consumenten ‘verwend’ gemaakt, zegt Kroes. Hij wijst voor oplossingen naar de overheid. “Die zou nog meer kunnen doen: denk aan true pricing-systematiek, lagere btw-tarieven voor circulaire producten, een verplicht percentage gerecyclede content, etcetera.”

De overheid zou ook garant kunnen staan voor bankleningen, voegt Van Yperen daar nog aan toe. “Dan willen sommige banken wel. Maar dat soort mechanismen zijn, in ieder geval voor de textielsector, onvoldoende ontwikkeld. En ook bij overheden vind je risicomijdend gedrag. Het is heel eng om ergens geld in te stoppen dat zich nog niet bewezen heeft. Daarvoor heb je echt moedige ambtenaren nodig.” De overheid stelt wel duidelijke doelen, zegt Van Yperen, daar is hij blij mee. Maar aan geld ontbreekt het nog.

Goud in handen

Van de overheid naar banken, en van banken naar de overheid: zo worden bedrijven steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Zo ook Kremer, die nog altijd naar financiering zoekt. Sommige bedrijven komen er op den duur zelfstandig uit: Uijttewaal en Pormes konden uiteindelijk verder dankzij een fusie met machinebouwer N.M. Heilig B.V. SaXcell vond, na ruim een jaar zoeken naar financiering in Nederland, enthousiaste aandeelhouders in Turkije.

Bouwhuis: “We hadden helemaal in het begin een aantal van onze eerste vezels naar hen opgestuurd. Ik kreeg toen meteen bericht. ‘Dit is goud’, zeiden ze. Ze vroegen of ik zo snel mogelijk een vliegticket naar Turkije wilde boeken om een deal te bespreken. Ik heb dat eerst nog van de hand gewezen om in Nederland naar investeerders te zoeken. Toen dat na een jaar nog steeds niet was gelukt, heb ik hen weer gebeld. Ze hebben me eerst flink de oren gewassen,” lacht hij. “Daarna zijn ze alsnog ingestapt. Dat gesprek duurde, inclusief het oren wassen, misschien twee uur. Toen was de deal rond.”

"In Nederland kregen we steeds de boodschap: te risicovol. Wat kun je daarmee als ondernemer?"

Gerrit Bouwhuis, SaXcell

Het verschil met Nederland is stuitend. “Voor een paar Nederlandse bedrijven, potentiële investeerders, hebben we zelfs nog een speciaal product gemaakt dat ze op een beurs hebben laten zien,” vertelt Bouwhuis. “Iedereen was er heel enthousiast over, maar zelfs toen wilden ze het risico nog niet nemen. De Turkse bedrijven deden dat direct.”

Van Yperen werkte een tijd samen met Bouwhuis in de zoektocht naar investeerders. Dat SaXcell nu financiering over de grens heeft gevonden, vindt hij fijn - maar het stemt hem ook ‘een beetje verdrietig’. “Als alleen buitenlandse investeerders instappen, vloeien de innovaties uit Nederland weg.”

"Makkelijk geld, lage administratieve lasten"

Wil Nederland dat de circulaire transitie van de mode- en textielindustrie enigszins blijft vlotten, en wil het daarin een voorloper zijn, dan moeten er meer geldkranen open, zegt Van Yperen. Van hem mogen zowel bedrijven als banken en overheden wel wat meer durf tonen. “Echt investeren in de innovatie van Nederland betekent risico nemen. En als je tien initiatieven steunt, hoe erg is het dan als er een paar mislukken?”

Wat vorm betreft ziet Van Yperen het meest in innovatiefondsen, zoals in het Verenigd Koninkrijk recentelijk geïnitieerd door Ebay en het British Fashion Council, dat op haar beurt wordt gesponsord door zowel de overheid als commerciële partners. Om aanspraak te maken op het geld uit een dergelijk fonds moet de drempel niet te hoog zijn. “Voordat je nu tienduizend, twintigduizend euro hebt ben je al heel veel tijd - en dus geld - kwijt aan aanvragen. Er is makkelijk geld nodig met lage administratieve lasten, dat zorgvuldig wordt verdeeld.”

Maar ook dan blijft de vraag: waar komt dat geld vandaan? Volgens Van Yperen zou een innovatiefonds kunnen worden gevuld met de middelen die voortkomen uit de UPV-maatregelen die begin januari ingaan. Hij noemt specifiek de heffingen op kleding die er als onderdeel van de UPV zullen komen, en die kunnen voorzien in een pot met geld. Een partij als DCTV zou kunnen helpen bij het strategisch verdelen daarvan.

De onderhandelingen over de heffingen ziet Van Yperen echter met lede ogen aan. “De industrie is behoudend, een dubbeltje heffing wordt al snel heel veel geld gevonden. We gaan nu eerder in de richting van enkele centen. Gerekend met driekwart miljard verkochte kledingstukken per jaar blijft er dan een miljoen euro over voor het fonds. Daar moet je alles mee doen, ook de uitvoering van het fonds. Dan houd je weinig over.” Wat dat betreft zouden ook bedrijven in de industrie zich toeschietelijker op kunnen stellen, vindt Van Yperen. Uiteindelijk zijn ook zij op de langere termijn bij verduurzaming gebaat.

Kremer, tot slot, benadrukt het belang van meer kennis over de mogelijkheden en randvoorwaarden voor financiering. “Aanspreekpunten voor vragen of adviezen zijn daarin heel waardevol.” Kremer heeft het over mensen als Nienke Binnendijk en tussenpartijen als DCTV. “Maar het zou ook al op de academie kunnen beginnen.”

ABN AMRO
Circulariteit
Dutch Circular Textile valley
Duurzaamheid
fabulous fungi
Fast Feet Grinded
financiering
Rabobank
saxcell
Spotlight