• Home
  • Nieuws
  • Business
  • Rechtspraak: de Wet Franchise treedt in werking. Wat betekent dit voor franchiseorganisaties?

Rechtspraak: de Wet Franchise treedt in werking. Wat betekent dit voor franchiseorganisaties?

Door Guest Contributor

bezig met laden...

Scroll down to read more

Business

De Wet Franchise is een feit en dit heeft gevolgen voor de franchise branche. De wet voorziet in spelregels, met het doel een balans te creëren tussen de belangen van franchisegevers én franchisenemers. Een belangrijk uitgangspunt, dat na inwerkingtreding wettelijk verankerd is, is dat franchisegever en franchisenemer zich jegens elkaar moeten gedragen als een ‘goed franchisegever’ en een ‘goed franchisenemer’.

De wet bevat veel nieuwe verplichtingen. Dit zijn de belangrijkste aandachtspunten:

1. Een nieuwe franchise wet per 1 januari 2021

De Wet Franchise treedt naar verwachting per 1 januari 2021 in werking. Dit betekent dat franchisegevers en franchisenemers zich vanaf 1 januari 2021 aan deze nieuwe wet moeten houden. Dit houdt in dat nieuwe franchiseovereenkomsten vanaf de inwerkingtredingsdatum in lijn moeten zijn met de nieuwe Wet Franchise. Voor bestaande franchiseovereenkomsten geldt een overgangsperiode van 2 jaar ten aanzien van specifieke onderwerpen. Dit betreft: de goodwill bij einde van de franchiseovereenkomst, het non-concurrentiebeding en het instemmingsvereiste voor wijzigingen in de franchiseformule of het exploiteren van een afgeleide formule.

2. Verplichtingen gedurende precontractuele fase

Partijen zijn over en weer gehouden om elkaar in de precontractuele fase (de fase voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst) over tenminste de wettelijk vastgelegde onderwerpen tijdig te informeren. Op die manier zijn partijen in staat om een goede beoordeling te maken van de vraag of, en onder welke voorwaarden, zij een samenwerking aan willen gaan. De franchisegever moet onder meer de volgende informatie aan de aspirant franchisenemer geven:

  • de (concept) franchiseovereenkomst;
  • een overzicht van te betalen vergoedingen;
  • de wijze waarop het overleg tussen franchisegever en franchisenemers is vormgegeven;
  • informatie over de financiële positie van franchisegever;
  • informatie over de vraag in hoeverre sprake is van concurrentie, al dan niet via een zogenaamde ‘afgeleide formule’ vanuit de franchisegever;
  • informatie over de historische financiële vestigingsplaatsgegevens voor zover deze redelijkerwijs beschikbaar zijn.

Een verplichting voor de franchisegever tot het verschaffen van prognoses bestaat – in lijn met bestendige rechtspraak – (nog steeds) niet. De franchisenemer heeft een onderzoeksplicht om te voorkomen dat hij onder de invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Stand-still periode: ook nieuw is de stand-still periode van (minimaal) 4 weken. Bij aanvang van deze periode moet alle vereiste informatie aan de franchisenemer ter beschikking staan (waaronder de franchiseovereenkomst). Gedurende deze periode mag de franchisegever geen franchiseovereenkomst, of daarmee verwante overeenkomst (zoals een huurovereenkomst), met de franchisenemer sluiten. Ook mag gedurende deze periode de franchiseovereenkomst niet ten nadele van de franchisenemer gewijzigd worden en/of mag de franchisenemer niet worden aangezet tot het doen van investeringen in verband met de aanstaande franchiserelatie, zoals aanschaf van apparatuur of onroerend goed.

Wel mag een geheimhoudingsovereenkomst worden gesloten ten aanzien van de vertrouwelijke informatie, die de franchisegever aan de beoogd franchisenemer heeft verstrekt. Köster advocaten adviseert om dit te verwerken in een intentieovereenkomst waarin tevens afspraken opgenomen kunnen worden over het selectieproces.

3. De franchiseovereenkomst

Behoudens de pre-contractuele verplichtingen regelt de Wet Franchise ook dat er in de franchiseovereenkomst bepalingen moeten worden opgenomen over de volgende onderwerpen:

  • goodwill: de overeenkomst dient te bepalen hoe (de omvang van) eventuele goodwill wordt vastgesteld bij het einde van de franchiseovereenkomst indien de vestiging door franchisegever wordt overgenomen om deze zelf te exploiteren dan wel te laten exploiteren door een nieuwe franchisenemer;
  • post-contractueel non-concurrentiebeding: indien in een franchiseovereenkomst een non-concurrentiebeding is opgenomen, dan geldt dat een dergelijk non-concurrentiebeding na einde van de overeenkomst gedurende maximaal één jaar geldig is, indien het schriftelijk is overeengekomen en beperkt is tot de goederen en/of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking had en de geografische reikwijdte niet verder reikt dan het exploitatiegebied gedurende de franchiseovereenkomst;
  • instemmingsrecht: als de franchisegever de formule wil wijzigen of een zogenaamde ‘afgeleide formule’ wil gaan exploiteren (zonder de franchiseovereenkomst te wijzigen) en deze beslissing, kort gezegd, financiële gevolgen heeft voor de franchisenemers die het in de franchiseovereenkomst opgenomen drempelbedrag overschrijden, dan is instemming vereist. Partijen moeten in goed overleg bepalen hoe hoog dit drempelbedrag zal zijn. Instemming kan worden verkregen van de meerderheid van de franchisenemers of van de betreffende individuele franchisenemer die door het voorgenomen besluit wordt geraakt.

4. Verplichtingen gedurende franchise relatie

Tijdens de franchiserelatie gelden eveneens een aantal (informatie)verplichtingen voor de franchisegever. Het gaat dan onder meer om de verplichting om:

  • informatie te verstrekken over beslissingen die (financiële) gevolgen kunnen hebben voor de franchisenemer;
  • verantwoording af te leggen ten aanzien van de besteding van de door franchisenemer betaalde opslagen en/of financiële bijdragen (anders dan de betaalde franchisefee);
  • minimaal één keer per jaar overleg te hebben met de franchisenemers;
  • commerciële en technische ondersteuning te bieden aan franchisenemers, waarvan inhoud en omvang afhankelijk zijn van de aard van de formule.

5. Dwingend recht en buitenlandse franchisenemers

De wet bevat dwingend recht voor in Nederland gevestigde franchisenemers, ongeacht het recht dat op de franchiseovereenkomst van toepassing is. Dat betekent dat niet ten nadele van in Nederland gevestigde franchisenemers van de Wet Franchise kan worden afgeweken. Indien sprake is van een in het buitenland gevestigde franchisenemer mag wel worden afgeweken van de wet.

6. Actie is vereist!

De inwerkingtreding van de Wet Franchise betekent niet alleen dat franchiseovereenkomsten inhoudelijk aangepast dienen te worden, maar dat ook kritisch gekeken dient te worden naar de processen en de wijze van informatieverstrekking binnen franchiseorganisaties.

Dit betekent voor franchiseorganisaties dat het raadzaam is om de volgende acties uit te voeren:

  • controleren of het werving- en selectieprocedure voldoet aan de nieuwe wetgeving (denk ook aan de vastlegging);
  • bepalen of alle informatie, die in de pre-contractuele fase verschaft moet worden, aanwezig is;
  • het sluiten van een intentieovereenkomst (met geheimhoudingsclausule) is raadzaam;
  • aanpassen van franchiseovereenkomst in lijn met de Wet Franchise;
  • bespreken met franchisenemers wat een gewenste overlegstructuur is en boven welk drempelbedrag instemming van de franchisenemers vereist is;
  • een goodwillregeling opnemen in de franchiseovereenkomst;
  • het handboek en eventuele overige documenten, die samenhangen met de franchise, in overeenstemming brengen met de nieuwe wet.

Indien er vragen zijn over deze wet of behoefte bestaat om van gedachten te wisselen over de verdere implementatie van de wet binnen een franchiseorganisatie en wat deze wet betekent voor franchiseovereenkomst(-en)? Neem dan gerust contact met Köster advocaten.

Geschreven door Linda Relouw, advocaat bij Köster Advocaten in Haarlem. Regelmatig behandelt Köster Advocaten actuele juridische kwesties. Kadv.nl

Foto: Pexels

Franchise
franchisewet
Rechtspraak