Sonja Noël over 40 jaar Stijl, de Dansaertwijk en haar expo in het Mode & Kant Museum
bezig met laden...
Toen Sonja Noël in 1984 haar boetiek Stijl opende in de toen nog desolate Dansaertwijk in Brussel, kon niemand vermoeden dat ze mee de basis zou leggen voor wat vandaag een van de meest toonaangevende modebuurten van België is. Maar ook diende het als een lanceerplatform voor avant-garde ontwerpers als Dries Van Noten, Martin Margiela en Ann Demeulemeester. Veertig jaar later toont het Mode & Kant Museum in Brussel met de tentoonstelling 40+ years of Stijl hoe visionair Noël al die jaren is geweest.
Geschreven door Daphne Dorgelo.
De expo bundelt daarvoor meer dan zestig iconische silhouetten uit haar winkelarchief en werd gecureerd door haar dochter Aja Noël – ‘het brein achter de structuur’, zoals Sonja zelf zegt. Via zeven thema’s ontdekken bezoekers niet alleen het verhaal van Stijl, maar ook dat van de wijk, haar nauwe relaties met ontwerpers en de rol van de multi-label designerstore als brug tussen de avant-garde en het dagelijks leven. Een cruciaal hoofdstuk uit de Belgische modegeschiedenis wordt hiermee tastbaar.
Hoe voel je je, na al die maanden hard werken aan de tentoonstelling?
‘Ik ben eigenlijk vrij ontspannen. Alles is heel goed verlopen. We werkten met strakke deadlines, maar er was weinig last-minute stress, en dat is uitzonderlijk. Ik ben gewend om tot vijf minuten voor een opening nog bezig te zijn. Het is een educatieve tentoonstelling geworden met heel mooie elementen. Voor de silhouetten hebben we bijvoorbeeld de poppen van Raf Simons gebruikt. Zijn team stelde dat spontaan voor. Die hebben we herwerkt met nieuwe onderdelen en accenten zodat ze meer expressie kregen. Dat idee kwam van mij, en het was een hele belevenis om in zijn archief te duiken. Ze geven de tentoonstelling meteen een extra dimensie.’
Heb je ook andere onderdelen van de expo bepaald?
‘Absoluut. Ik heb alle silhouetten zelf gekozen. Ik ben ook de enige die dat kan doen. Ik weet wat er de afgelopen veertig jaar bij Stijl is verkocht. Niet alleen in de hoofdwinkel, maar ook in de andere zaken die ik opende: zeven winkels in totaal, al heetten ze niet allemaal Stijl. Het was zwaar werk, want hoe kies je uit 129 defilés – 135 collecties in totaal? Bij Dries Van Noten heb ik uiteindelijk vier silhouetten geselecteerd uit de eerste collecties, bij Ann Demeulemeester drie. Bij anderen zoals Jan-Jan van Essche heb ik later werk geselecteerd omdat het toen interessanter werd. Veel stukken komen van klanten die ik heb gevraagd of ze het nog in hun bezit hadden. Ja het was een heel intensief proces dat bijna tien maanden heeft geduurd om bij elkaar te krijgen.’
Tekst loopt verder na de afbeelding.
En hoe kwam de structuur van de tentoonstelling tot stand?
‘Na mijn selectie is mijn dochter Aja – de curator van de tentoonstelling – ermee aan de slag gegaan. Zij heeft de silhouetten thematisch onderverdeeld in zeven categorieën. Zelf noem ik het eerste luik 'avant-garde', zij noemt het ‘pioniers’. Daar zie je onder andere een mantel van een Zwitsers merk dat ik verkocht in 1984, een ensemble met paardenhaar van Ann Demeulemeester, een mannensilhouet van Dries Van Noten, een spectaculair stuk van Walter Van Beirendonck en een sculpturaal ensemble van Rick Owens. Op het einde staat een witte jurk van Marie Adam-Leenaerdt uit 2025. Het contrast maakt het boeiend.’
Herken je jezelf in de gekozen thema’s, zoals originaliteit en bezieling?
‘Zeker. Als je goed kijkt naar wat Stijl succesvol maakt, zie je die waarden terug. Zoals de pioniers - de community van klanten die onze ontwerpers écht kenden - en de focus op vakmanschap.’
Wat ging er door je heen toen je hoorde dat er een tentoonstelling zou komen over Stijl?
‘Dat was heel emotioneel. In de mode kijk je altijd vooruit, je hebt haast. Maar dit project dwong me om terug te kijken. Naar de straat, de winkels, de presentaties die we organiseerden, de mensen die erbij betrokken waren. Ik realiseerde me dat ik het niet alleen gedaan heb. Iedereen die ooit iets opende in de buurt, of bij ons werkte, heeft mee de reputatie van Stijl opgebouwd. Ik was vaak gewoon de boodschapper, de rest deed het werk. Ik raakte zelf enthousiast door de collecties, de ontwerpers, de shows in Parijs en Milaan. En dat enthousiasme bracht ik over op onze klanten. En nu hoop ik hetzelfde te doen met de tentoonstelling.’
Tekst loopt verder na de afbeelding.
Welke rol speelde Stijl volgens jou in het uitbouwen van de Dansaertwijk tot wat die vandaag is?
‘Toen ik in 1984 begon in de Antoine Dansaertstraat, was dat een donkere doorgangsstraat met veel leegstaande panden. Maar ik voelde het potentieel. We stimuleerden mensen om dingen uit te proberen: nieuwe mode, design, food... Er ontstond een soort creatieve kruisbestuiving. Die energie is blijven hangen, ook al zijn sommige winkels er intussen niet meer. Stijl heeft samen met andere pioniers de reputatie van de wijk opgebouwd. Wat toen begon als een verlaten buurt is vandaag een internationaal erkend centrum voor mode en creativiteit.’
Zijn er ook moeilijke momenten geweest in de afgelopen veertig jaar?
‘De laatste tien jaar waren vooral zwaar. De invoering van de voetgangerszone – vooral de manier waarop dat werd aangekondigd – voelde als een straf. Daarna kwamen de aanslagen in Brussel in 2016, en dan COVID. En ondertussen werd de concurrentie van het internet almaar groter. Het laat mensen twijfelen.’
Je stond bekend als iemand die het talent van jonge ontwerpers vroeg herkende. Wat trok je aan in namen als Margiela, Van Noten of Branquinho?
‘Ik voelde me heel erg aangetrokken tot de ontwerpers uit Antwerpen. Dat begon bij de Gouden Spoel-wedstrijd. De Antwerpse Zes deden daaraan mee en hun collecties spraken me meteen aan. Ik wilde ze kopen, zo eenvoudig was het.’
Tekst loopt verder na de afbeelding.
Wat was het voor jou om al die silhouetten terug te zien in de expo?
‘Ook heel emotioneel. Wat me opviel, is hoe actueel alles nog steeds oogt. Ik zou elk silhouet opnieuw kunnen verkopen, mits de juiste context en een paar kleine aanpassingen. Dat heeft me doen beseffen dat mijn keuzes toen al vooruitstrevend waren, én tijdloos. Sommige stukken draag je twintig jaar en ze blijven relevant. Daar ben ik heel blij om.’
We horen uit je verhaal dat jouw dochter ook een belangrijke rol speelde. Hoe was die samenwerking?
‘Aja is de curator en ik denk dat ik met niemand anders had kunnen samenwerken. Ik was geen evidente moeder – altijd aan het werk – maar dit project bracht ons dichter bij elkaar. Zij heeft alles opgevolgd, geschreven, gecoördineerd. Het klikte perfect: ik had het visuele in mijn hoofd, zij de inhoudelijke structuur. Je gaat nog veel van haar horen.’
Tot slot: hoe kijk je naar de toekomst van Stijl?
‘Ik probeer nu zoveel mogelijk door te geven en iets minder te werken. Maar ik geloof echt dat Stijl toekomst heeft. In een fysieke winkel kun je kleding voelen, passen, jezelf heruitvinden. En dat persoonlijke contact, dat verhaal achter een stuk, maakt het verschil. Daar blijf ik in geloven.’