Braziliaanse mode gaat op exporttoer
bezig met laden...
Het tijdperk van de Westerse mode-dominantie loopt ten einde. In elk van de vier BRICs -de toekomstige economische grootmachten Brazilië, Rusland, India, China- zijn overheden, ondernemingen, mode-instituten en ontwerpers hard aan het werk om hun land een eigen -morgen een briljante, overmorgen liefst een dominante- plaats te bezorgen op de wereldkaart van de mode.
Brazilië is in aanleg een groot modeland. Als Brazilianen voetballen, de samba dansen, carnaval vieren of strandvolley spelen, demonstreren zij hun levenslust op een aanstekelijke manier, met hun hele lichaam als medium. Lichamen die zich graag en vaak aan blikken blootstellen hebben behoefte aan verzorging, training, make-up én aan mode. In het immense en etnisch gemengde land dat Brazilië is, heeft zich een breed spectrum aan regionale modestijlen ontwikkeld. Voor de ontwerpers en kledingexporteurs komt het er nu op aan daaruit een herkenbare 'Braziliaanse' mode te ontwikkelen. Claudia Grigolon, zaakvoerder van Brasiltrade (São Paulo), is lyrisch als zij het mode-aanbod van haar land beschrijft: "De Braziliaanse mode is van een duizelingwekkende verscheidenheid. Een rijkdom waar de buitenwereld nauwelijks weet van heeft. Maar dat is onze fout. De Braziliaanse mode-industrie moet intenser en professioneler marketing- en exportinspanningen leveren."
Vanuit de overtuiging dat hun land (allerhande sociale, politieke en economische problemen ten spijt) een grote toekomst tegemoet gaat, zijn Braziliaanse modeontwerpers steeds minder geneigd om slaafs de internationale modetendensen te volgen. Zij beseffen dat de fascinerende cultuurmix in Brazilië een prima inspiratiebron kan zijn voor het creëren van pittige mode.
Regionale diversiteit
De bonte lappendeken van de mode in Brazilië ziet er, van noord tot zuid, min of meer als volgt uit.
In Noord-Brazilië vertonen het borduurwerk en de mode-accessoires sterke indiaanse invloeden. In het Amazonegebied is mode nog vooral iets 'waar toeristen gek op zijn'.
In Centraal-Brazilië heeft Goiânia (de hoofdstad van de staat Goiás) zich ontwikkeld tot een regionaal modecentrum, dat bekend is voor zijn typische lederwaren en jeans.
In de staat Minas Gerais bepalen Afrikaanse, indiaanse, Portugese en Franse invloeden het uitzicht van de accessoires, de kant en het borduurwerk. Er zijn 38 modescholen in Brazilië, maar naar verluidt krijgen toekomstige ontwerpers nergens een betere snijopleiding dan in de modeschool van Belo Horizonte, de hoofdstad van Minas Gerais.
Rio de Janeiro en São Paulo, in het zuid-oosten van Brazilië, zijn slechts 400 km van elkaar verwijderd, maar op modegebied zijn 'Rio' en 'Sampa' beslist geen tweelingzusjes. De mode van Rio is kleurrijker en frivoler dan die van São Paulo. Dat valt misschien te verklaren door het meer tropisch klimaat in Rio, maar ongetwijfeld ook door de inspirerende dialoog die de industrie van strand- en lingeriemode er onderhoudt met de sexy meisjes van Copacabana en Ipanema.
São Paulo, een metropool met 19 miljoen inwoners, heeft het allemaal: textiel- en kledingfabrieken, flagship stores, designershowrooms, mode-evenementen (waaronder de São Paulo Fashion Week), publieke en privé-organisaties die actief zijn in marketing en modepromotie.
In het zuiden van Brazilië, in de staat Santa Catarina, functioneert een sterk textiel- en kledingcluster, dat vaak als 'Duits' bestempeld wordt. En inderdaad, in tal van stoffen- en jeansfabrieken kan je Duits praten met de eigenaars. Santa Catarina dicteert geen modetrends, maar de regio levert wel de mooiste modellen van het land (onder andere Gisele Bündchen).
Fernando Pimentel van de Braziliaanse Textiel- en Kledingfederatie ABIT, dat gevestigd is in São Paulo, kent als geen ander de sterke en zwakke punten van de nationale industrie. Hij zegt: "Vandaag de dag is Brazilië de zesde textielgrootmacht in de wereld. Wij zijn de tweede grootste denim producent ter wereld en de derde grootste fabrikant van gebreide katoenartikelen. Onze sector, waarvan de omzet ruim 26 miljard dollar per jaar bedraagt, biedt werk aan 1,5 miljoen personen. Het exportcijfer van de sector groeide tussen 2000 en 2005 van 1,2 naar 2,2 miljard dollar."
Dankzij twee katoenoogsten per jaar en een goed uitgebouwde katoenindustrie is Brazilië een competitieve aanbieder van textiel- en kledingartikelen in katoen. Maar in synthetische artikelen is het land niet opgewassen tegen Azië. "Daar komt binnenkort verandering in," beweert Jörg Dieter Albrecht, voorzitter van Abrafas, de Braziliaanse federatie van man-made vezelproducenten. In september 2006 start een consortium van vijf Braziliaanse ondernemingen in de havenstad Suape de bouw van een reusachtig polyester-project. "Dankzij dit project hopen wij het aantal banen in de Braziliaanse textiel- en kledingketting met één miljoen eenheden te verhogen," zegt Albrecht, de visionaire promotor van het project.
Exporteren is noodzaak
Waarom doen de Braziliaanse fabrikanten momenteel zoveel moeite om buitenlandse markten te veroveren, wanneer zij in hun eigen taal, het Portugees, een binnenlandse markt van 186 miljoen consumenten kunnen bedienen? Het antwoord ligt in de niet te stuiten globalisering. Tot nog toe heeft Brazilië, door een protectionistische politiek, de invoer van kleding kunnen beperken tot zo'n 150 miljoen dollar per jaar. Maar dit valt niet vol te houden. Weliswaar heeft Brazilië op 9 februari jl. een akkoord met China kunnen afsluiten over de beperking van de Chinese uitvoer naar Brazilië van 70 'gevoelige' textiel- en kledingproducten, maar dat was een gevecht in de achterhoede. De overeenkomst loopt tot 2008 en dan resten als invoerbarrière alleen nog importtarieven (20 procent voor kleding).
Bijna 80 procent van de Braziliaanse bevolking is te arm om regelmatig kwaliteitskleding 'made in Brazil' te kunnen aanschaffen. Daar ligt vooral voor de Chinezen, mits enige inspanning om aan de Braziliaanse smaak tegemoet te komen, een grote potentiële markt. Voor de Braziliaanse kledingfabrikanten is het wellicht verstandiger ook in eigen land de prijscompetitie met de Aziaten uit de weg te gaan en, net zoals in de exportmarkten, te mikken op de middenklasse consument.
Momenteel wordt slechts 8,5 procent van de Braziliaanse textiel- en kledingproductie uitgevoerd, maar dit percentage groeit. In het textielsegment is denim een belangrijk exportproduct. De Braziliaanse denimfabrikant Vicunha (méér dan 13.000 medewerkers), een speler van wereldformaat met een verkoopkantoor in Zwitserland en een snelle leveringsdienst vanuit Rotterdam, voert jaarlijks meer dan 12 miljoen meter denim uit naar Europa. Voor de export van Braziliaanse kleding zijn de belangrijkste markten de Verenigde Staten, Europa (vooral Spanje), Argentinië en Chili. Nederland is vooralsnog een vrijwel onontgonnen markt, zowel voor grote Braziliaanse uitvoerders zoals Dudalina (hemden), Marisol (kinderkleding), Cia Maritima (strandkledij) als voor designermerken met exportambities zoals de jeansmerken Ellus, Forum, Vide Bula, de badmodemerken Rosa Cha en Lenny en de merken Walter Rodrigues en Carlos Miele.
"Wij moeten ons toeleggen op de uitvoer van producten met hoge toegevoegde waarde, dus van modeproducten," zegt Fernando Pimentel. Hij wijst er op dat de gemiddelde exportprijs van Braziliaanse garens in 2004 slechts 3,1 dollar per kg bedroeg en die van stoffen 4,4 dollar per kg. Maar de gemiddelde exportprijs van badmode bedroeg 57 dollar per kg en die van geweven dameskleding 85 dollar per kg.
Pimentel verklaart de exportstrategie van ABIT als volgt: "De uiterst prijscompetitieve Aziatische kledingproducenten domineren nu eenmaal de massamarkten en een aantal Europese en Amerikaanse topmerken de mondiale luxemarkt. Er resten echter heel wat nichemarkten, waar de Braziliaanse KMO dankzij hun flexibiliteit en originele ontwerpen gaten kunnen slaan. Met Braziliaanse producten die geprezen worden omwille van hun design, zoals bikini's, jeans, sportkleding, lingerie en mode voor vrouwen en mannen, moet dat lukken."
Voor KMO is exporteren echter geen sinecure. In nauwe samenwerking met de door de overheid gesponsorde organisatie TexBrasil, doet ABIT er sinds enkele jaren alles aan om de export-drempelvrees bij zijn leden weg te nemen. Méér dan 300 Braziliaanse KMO-leden participeerden reeds collectief in buitenlandse kledingbeurzen. Op de lingeriebeurs Lyon Mode City bijvoorbeeld steeg het aantal Braziliaanse exposanten van 9 in 2002 tot 20 in 2005. ABIT, dat dichtbij het centrum van São Paulo is gehuisvest in een imposant herenhuis, organiseert regelmatig contactdagen tussen Braziliaanse would-be exporteurs en delegaties van kopers uit het buitenland. Innovatief is het ABIT Circuit voor internationale marktstudies dat eind 2005 van start ging. Vijf gespecialiseerde consultants uit Duitsland, Spanje, Portugal, Mexico en Canada bezochten de belangrijkste productieregio's in Brazilië, waarbij zij bijna 3.000 kledingproducten op hun exportpotentieel onderzochten. Terug in hun land van herkomst namen de consultants contact op met potentiële klanten voor deze producten. Een aantal geïnteresseerde kopers wordt in de loop van 2006 door ABIT uitgenodigd in Brazilië voor zakelijke ontmoetingen. Er op rekenend dat de Braziliaanse ploeg bij de Wereldcup Voetbal 2006 spetterend zal spelen (en winnen), organiseert Texbrasil in gastland Duitsland verscheidene Braziliaanse mode-evenementen.
Het mag verbazing wekken dat ABIT voor 2006 slechts een bescheiden groei (+5 procent) van de Braziliaanse kledingexport voorspelt. Daar zijn redenen voor. De exporteurs beweren dat de Braziliaanse munt, de real, fors overgewaardeerd is tegenover de dollar. Zij klagen over véél te hoge rente en dito belastingen. In april 2006 steeg het Braziliaanse minimumloon, dat sterk bepalend is voor het loonniveau in de arbeidsintensieve kledingindustrie, van 300 tot 350 real (omgerekend, tot 133 euro).
Een permanente ergernis vormt de alomtegenwoordige bureaucratie. "Uitvoerders en invoerders moeten er rekening mee houden dat Brazilië één van de meest bureaucratische douanesystemen ter wereld heeft," waarschuwt Claudia Grigolon van BrasilTrade.