Hengelen naar aandacht
bezig met laden...
De weg van de modebranche loopt zelden over rozen, maar in Indonesië zijn doornen gegarandeerd. Het land heeft geen internationale uitstraling en de Indonesische kledingexportindustrie is slechts matig geïnteresseerd in design. Bovendien kent een tropisch land geen echte modeseizoenen en is mode in een Islamitische omgeving aan meer restricties ontworpen dan in een westerse samenleving.
Indonesië mag dan wel op de negende plaats prijken op de wereldranglijst van kledingexporteurs, als producent van mode is het land volstrekt 'terra incognita'. Van 21 tot 24 september 2006 ging in Jakarta de eerste werkelijk 'Indonesische' Modeweek door. Voor die tijd bestonden er slechts lokale mode-evenementen, zoals de Bali Modeweek en de Jakarta Modeweek.
Het valt te vrezen dat de internationale modepers, die op de voorbije Indonesische Modeweek schitterde door haar volmaakte afwezigheid, ook in de toekomst niet gemakkelijk te mobiliseren is voor een vlucht naar Jakarta. De Javaanse megalopolis -die officieel tien miljoen inwoners telt, maar in werkelijkheid 15 tot 17 miljoen mensen herbergt- is het anti-paradijs. Het wordt beslist een krachttoer om de modepers, die verslaafd is aan de charmes van Parijs, Milaan en New York, ooit te motiveren voor een verblijf een hete, stofferige, zwaar vervuilde stad als Jakarta. De stad is een toonbeeld van ruimtelijke wanorde en is bovendien vrijwel volledig gespeend van interessante bezienswaardigheden of leuke parken. De verkeersopstoppingen, de stroomonderbrekingen, het chronisch watergebrek en de alom aanwezige corruptie bestempelen de hoofdstad van Indonesië tot het type-voorbeeld van wat de Amerikaanse economist Kenneth Galbraith ooit een 'functionerende anarchie' noemde.
Maar, o wonder, zoals op een mesthoop soms mooie bloemen ontluiken, zo blijkt ook Jakarta in staat tot het creëren van schoonheid. Op de voorbije Indonesische Modeweek showden prachtige modellen prachtige collecties. "Erg braaf, traditioneel, déjà vu," oordeelde een Franse toeschouwer. Maar wie voor de eerste maal kennis maakte met het Indonesisch mode-aanbod waren de défilés wel degelijk betoverend.
Historische doorbraak
De voorzitter van de Indonesische Associatie van Mode-ontwerpers, de designer Taruna Kusmayadi, sprak van een historische doorbraak: "Tot nog toe leefden de Indonesische kledingindustrie en de lokale designers in twee aparte werelden. Dankzij de Indonesische Modeweek, die parallel loopt met de eerste editie van de Indonesische Textiel- en Kledingbeurs (ITAF 2006), hebben fabrikanten en designers nu eindelijk contact met elkaar."
De industrie liet haar prille, maar ongeveinsde belangstelling voor het lokale designtalent blijken via gulle sponsoring. De Oostenrijkse vezelproducent Lenzing/South Pacific, die in Indonesië een grote viscosefabriek uitbaat, fungeerde als hoofdsponsor. Verder werden enkele designers gesponsord door sectorleiders uit de kledingindustrie, zoals APAC Inti Corpora en Argo Manunggal.
Opvallend in de geshowde collecties waren de vaak charmante combinatie van Oosterse en Westerse invloeden evenals het overvloedig gebruik van batik, handgemaakt kant, stenen en parels. Vicky Soetono, die een cocktailcollectie presenteerde onder het thema 'Sensuele Vrouw' luchtte na de show zijn hart: "Het is zo moeilijk voor ons, Indonesische ontwerpers, om internationale aandacht te trekken. Als wij buitenlandse kopers of modejournalisten willen ontmoeten, zit er niets anders op dan deel te nemen aan de Hong Kong Fashion Week. Maar Europese kopers willen steevast barbaars lage prijzen bedingen in hun onderhandelingen met Indonesische designers," klaagt hij. "Goed, Indonesië is een lagelonenland, maar dan nog kan je een jurk waar wekenlang met de hand aan is gewerkt, niet voor een habbekrats aanbieden."
Dina Midiani, die een elegante 'tropische herfstcollectie' ontwierp in witte, roze, turkoois en bruine tinten, merkte op dat het gemakkelijker is contacten aan te knopen met buitenlandse belangstellenden op het toeristische eiland Bali dan in Jakarta. Op het 'godeneiland' organiseert Mardiana Ika, zelf een designer, sinds 2000 jaarlijks de 'Bali Modeweek'.
Net als de designer Denny Khosuma leerde Dina Midiani het vak in de Kunst & Design Academie te Jakarta. Volgens Alim Zaman, een van de professoren aan deze Academie, doen de grote Indonesische kledingexporteurs in toenemende mate beroep op afgestudeerden van de Kunst & Design Academie. Zo zou de succesrijke exporteur Busana momenteel al zo'n 15 tot 20 designers, afkomstig uit de Academie, in dienst hebben.
David Landart, verkoopsdirecteur in Bangkok van het Franse modeconsulting bureau Carlin International, volgt vanuit Thailand de ontwikkelingen in Zuidoost-Azië vakkundig op. Volgens zijn schatting is nog 85% van de Indonesische kledingexport pure CMT (Cutting, Making, Trimming). Ook hij stelt vast dat een groeiend aantal Indonesische kledingexporteurs er zich op toeleggen om zelf collecties voor te stellen aan hun grote klanten.
In de Javaanse textielstad Bandung is sinds enige tijd een ware slachting aan de gang onder Indonesische textiel- en kledingfabrikanten die de prijsconcurrentie met China niet meer aan kunnen. Prijscompetitie voeren tegen China is voor de Indonesische kledingfabrikanten geen optie meer. Op de binnenlandse markt hebben zij tussen 2002 en 2005 hun marktaandeel zien kelderen van 72% tot 25%. Het grootste deel van de Chinese kledingimport in Indonesië bestaat uit smokkelwaar. Aan die toestand zal, ondanks de inspanningen van de regering, vermoedelijk niet gauw een einde komen. Want de Chinese exporteurs zijn notoir vindingrijk en de Indonesische douane is notoir corrupt.
Hoe kledingfabrikanten in Indonesië zich, gebruikmakend van het modewapen, kunnen beveiligen tegen het Chinese gevaar, wordt onder meer gedemonstreerd door designer Patrick Zaffini. Hij richtte in Bali het bedrijf Shaman op, dat zich onderscheidt door vindingrijk te zijn. Sharman profileert zich namelijk als een producent van 'electrowear': hippe T-shirts, broeken, rokken, kleedjes, jackets, die voorzien zijn van de laatste 'electro-psychedelisch-biomechanische' snufjes. Zaffini zegt: "Shaman-modekleding is tegelijk zeer ecologisch en hoogtechnologisch. Boetiekeigenaars in Albanië en Portugal, evengoed als in Shanghai en New York, zijn er gek op. Op het eiland Bali stel ik vijfenveertig mensen te werk in mijn eigen bedrijf en nog eens negentig in zeven kleine toeleveringsateliers. Bali heeft de beste snijders en kleermakers ter wereld. De stoffen die ik nodig heb laat ik om prijsredenen maken in China. Ongeveer 65% van mijn omzet komt uit een commerciële collectie jeans, overwegend vervaardigd uit hennep."
Batik-traditie
Eeuwenlang plachten de Javaanse vorsten en edelen zich te hullen in mooie stoffen, die uit India werden ingevoerd. Maar vanaf de 17e eeuw werden die geleidelijk verdrongen door katoen uit Twente. Ter versiering van deze stoffen ontwikkelden Javaanse ambachtslui een ingenieuze techniek: het batikken. Met een waspen getekende patronen worden, als de stof door verfbaden gaat, uitgespaard.
De batikindustrie van Java heeft succesvol de tand des tijds getrotseerd. Op de voorbije Indonesische Textiel- en Kledingvakbeurs in Jakarta toonden tientallen kleine Javaanse ondernemingen prachtig gebatikte sjaals, hemden, kleedjes en andere kledingstukken. Velen van deze aanbieders dromen ervan hun kunstige producten te exporteren. Sommigen slagen er in een handeltje op te zetten met het naburige Maleisië. Maar de koopkrachtige markten van Europa en Amerika blijven voor vrijwel alle KMO's een onbereikbaar utopia. Zoals voor de opgewekte dame uit Midden-Java die samen met haar vriend de firma Batik Keraton heeft opgericht. Het is haar wens "Europa te veroveren". Iemand heeft haar ingefluisterd dat zij dit het best kan doen vanuit Turkije, een land dat vrije toegang heeft tot de onmetelijke EU-markt. Zij toont enkele exemplaren van zijden sjaals waaraan batikkunstenaars gedurende drie tot zes maanden hebben gewerkt. Dergelijke sjaals kosten de importeur algauw 250 Euro per stuk of meer. Ze vraagt het zich hardop af: "Zullen de Europeanen begrijpen waarom zij voor mijn gebatikte zijden sjaals meer moeten betalen van de prijs voor geprinte sjaals?"
Haar buurman op de vakbeurs, de eigenaar van Yusuf Collection, een KMO uit de omgeving van Jakarta, hoeft zich geen zorgen te maken over een te hoge vraagprijs. Voor orders van minimum 100 stuks kan hij geprinte batikhemden in nylon aanbieden tegen een eenheidsprijs van 4 Euro. Maar hij heeft weer een ander probleem: "Ik weet niet hoe ik de adressen in handen krijg van Europese boetieks die zich specialiseren in batik-artikelen." Dat is inderdaad een probleem. De handelsafdelingen van de Indonesische ambassades in het buitenland staan er niet om bekend dat zij zich het vuur uit de sloffen lopen om anonieme KMO's te dienste te zijn. En zelf op marktonderzoek trekken naar Europa, neen, dat ziet de kleine batikproducent niet zitten.