Het probleem van New York Fashion Week
bezig met laden...
New York Fashion Week zit in een identiteitscrisis en die crisis duurt al geruime tijd. Met een rommelig schema en het vertrek van de meest interessante ontwerpers naar Europa (Thom Browne, Proenza Schouler, Rodarte, om maar een paar te noemen) is het internationale inkoopseizoen vorige week in the big apple wat onsamenhangend van start gegaan.
Volgend seizoen, in februari, zullen de New York shows opnieuw verhuizen naar een andere locatie, deze keer naar Spring Studios aan Varick Street. Zal deze nieuwe locatie de identiteit van de New York Fashion Week voldoende versterken in vergelijking met andere modesteden waar meer belangrijke merken zitten en creativiteit in overvloed is? Het lijkt onwaarschijnlijk.
New York, zoals de Amerikaanse mode, heeft de commercie altijd omarmd. New York Fashion Week was nooit een platform voor doorwrocht ontwerp zoals de couture shows in Parijs, of voor erfgoed en ambachtelijkheid zoals te vinden in Milaan. Niet sinds Helmut Lang zijn collectiepresentatie in 1988 van Parijs verhuisde naar New York, is het aantal inkopers uit Europa zo klein geweest als nu. In feite gaat vrijwel niemand nog naar New York om een week lang modeshows te bekijken.
Moeten inkopers en pers nog wel naar New York?
Zeker, sommigen zullen voor Raf Simons en Calvin Klein een vlucht boeken, of misschien zijn ze in het verleden speciaal voor Thom Browne de oceaan over gereisd. Dat is goed te begrijpen. Waar het niet dat die laatste nu ook z'n biezen pakt en naar Parijs vertrekt. Moeten inkopers speciaal invliegen voor Coach, voor Michael Kors of voor Ralph Lauren? Het antwoord is nee. Dergelijke wereldmerken hebben distributiekantoren en showrooms in alle belangrijke steden. De nieuwe collecties van deze merken kun je dus eigenlijk overal zien.
New York mist catwalk power
Het ontbreekt New York aan catwalk power, echte publiekstrekkers, de shows die zo relevant zijn dat niemand ze wil missen. Het equivalent van een Saint Laurent, Versace of Comme des Garçons en dan liefst allemaal in dezelfde week. Shows waar kopers en pers uit alle hoeken van de wereld op afkomen. Want dat is noodzakelijk voor succes. Succesvolle modeweken hebben buitenlandse inkopers en pers hard nodig. Het zijn hun kritische blikken die de looks ontcijferen en samenhang en context bieden, die verder gaat dan de directheid van social media en front row celebrities.
Confectie hoort niet thuis op de catwalk
Dat wat op de catwalk wordt getoond, moet bovendien verschillen van wat de inkopers en pers in de showroom te zien krijgen. Dat is waar het getouwtrek tussen commercie en creatie begint. Designers moeten ons aan het denken zetten en inspireren. Hoe de individuele inkoper die vragen of ideeën naar zijn winkel vertaald, moet hij weten. Maar in New York waar de commercie heersend is en de collecties direct verkrijgbaar, wordt veel kleding geshowd die door Europeanen niet echt 'catwalk waardig' worden bevonden.
En dit brengt ons terug bij het debat over 'See Now Buy Now', een concept wat als eerste door Amerikaanse ontwerpers werd omarmd. Hoewel het concept voor een aantal merken kan werken, geldt dat niet voor allemaal. Vooral luxe labels en brands gericht op handwerk en ambachtelijkheid, kunnen niet rechtstreeks vanaf de catwalk aan consumenten verkopen.
Zoals modejournalist Vanessa Friedman van de New York Times opmerkte: "Een van de moeilijkheden in elke industrie, niet alleen mode, is wanneer de maatschappij zich ontwikkelt, wanneer technologie evolueert en het economisch systeem veranderd dan werken de zaken niet meer. Vasthouden aan vroeger, of een manier bedenken waarop je verouderde stelsels kunt repareren werkt niet. Dan moet je met nieuwe ideeën komen en met een nieuwe aanpak en in dat stadium zijn we nu beland."
Dit artikel is eerder gepubliceerd op FashionUnited.com
Photo credit: Calvin Klein SS18, source: Calvin Klein Facebook