"Ik heb nooit damescollecties willen ontwerpen"
bezig met laden...
Het gaat goed met de mannenmode in ons land. Vijf jaar geleden werd nog lacherig gereageerd op de opkomst van de metroman, maar anno 2007 is een man met meer dan één verzorgingsproduct op de wastafel eerder regel dan uitzondering. Ook de belangstelling voor mode onder mannen groeit. Retailers, gespecialiseerd in herenmode, deden het in 2006 meer dan goed. In het eerste halfjaar groeide de omzet met 5,6 procent, over het hele jaar met 4,2 procent. Dat mannen meer tijd en geld aan hun uiterlijk besteden is goed nieuws voor het groeiend aantal Nederlandse ontwerpers dat zich met mannenmode bezighoudt. De belangstelling voor het vak neemt dan ook toe. Dit jaar zal ruim eenderde van de modestudenten aan de kunstacademie in Arnhem met een mannencollectie afstuderen, een record. Ontwerper Alexander van Slobbe maakte begin jaren '90 al internationaal furore met dames- maar ook met de herenmode van zijn hand. Van Slobbe is nu hoofddocent in Arnhem en wordt mede verantwoordelijk geacht voor de groeiende belangstelling voor het ontwerpen van mannenmode onder zijn studenten. Nederlandse ontwerpers voor heren doen het ook internationaal goed. Lucas Ossendrijver, die samen met onder anderen Viktor & Rolf en Saskia van Drimmelen deel uitmaakte van de groep die zich in 1993 Le Cri Néerlandais noemde, ontwerpt sinds een jaar de mannencollectie van het Franse modehuis Lanvin en wordt wereldwijd bejubeld. Hans Ubbink bouwde met zijn draagbare mannenmode een zeer succesvol bedrijf op. Francisco van Benthum, de man achter het mannenlabel Wolf en zeer geliefd bij kenners, staat op het punt om internationaal door te breken. En ook Jeroen van Tuyl timmert al enige tijd met succes aan de weg met zijn eigen merk. Tijdens de laatste editie van Amsterdam Fashion Week stond er weer een nieuwe naam op het programma, Arnheim Fashion. Duits voor de stad Arnhem. Het bleek om twee jonge ontwerpers te gaan die gezamenlijk twee nieuwe herenlabels op de catwalk lanceerden, Sjaak Hullekes en Sebastic. Wat beweegt twee startende ontwerpers om zich op de mannenmodemarkt te begeven? Een rijtje succesvolle voorgangers is immers geen garantie voor succes. En ook de gegroeide belangstelling onder consumenten betekent niet dat het ontwerpen van mannenmode er eenvoudiger op is geworden. Een pak blijft een pak en met een iets frivoler benadering wordt mannenmode al gauw gekunsteld of verwijfd. Voor Sjaak Hullekes en Sebastiaan Kramer, zoals zij heten, was dit echter nooit een vraag. "Ik heb nooit damescollecties willen ontwerpen," zegt Kramer, "dat wist ik op de academie al. Ik vond het ontwerpen van vrouwenkleding moeilijk, omdat je daarbij zoveel vrijheid hebt." Hullekes noemt de veelheid aan mogelijkheden in damescollecties juist "te vrij". "Bij het ontwerpen van mannenkleding zijn er meer beperkingen. Je moet binnen bepaalde grenzen werken en in het spanningsveld dat zo ontstaat, vind ik de uitdaging."
Salonprogramma
Elf weken voor hun eerste show kregen zij te horen dat zij waren ingeloot en konden meedoen aan het salonprogramma van AIFW. Het programma dat door de organisatie van de modeweek op poten is gezet voor beginnende ontwerpers. De shows zijn ook op het terrein van de Westergasfabriek, alleen niet in de enorme Zuiveringshal waar de 'grote' namen hun collecties tonen maar in het kleinere Machinegebouw er tegenover. Eigenlijk kwam het bericht om een show te geven een half jaar te vroeg. Hullekes had wel al één kleine collectie uitgebracht en die ook redelijk verkocht, maar Kramer moest in feite nog beginnen. Deze zomer wilden ze hun labels pas officieel presenteren. "Toen het aanbod kwam hebben we niet geaarzeld, maar daarna moesten we wel even nadenken hoe we het gingen doen," zegt Hullekes. Uiteindelijk kwamen zij op 27 januari jl. beiden met 15 creaties. "We hebben geen seizoenscollecties gepresenteerd, maar een sfeerbeeld neergezet." De belangstelling was groot, de catwalkpresentatie werd door meer dan 400 mensen bijgewoond onder wie veel stylisten en moderedacteuren, en de reacties achteraf waren opvallend positief. Hullekes toonde ingetogen, draagbare stukken waar heldere lijnen en rustige kleuren de boventoon voerden. Een zwarte regenjas, een vrij korte bermuda, een blauwe rechte broek en een geel-oranje jasje met een overslag. De Sebastic collectie van Kramer was wilder. Hij bracht onder meer een strakke roze heupbroek, laag uitgesneden shirts en een short van roze babyroy met een gele gulp. "De doelgroep van Sjaak is wat ouder dan die van mij," zei Kramer tijdens een gesprek een paar dagen na de show. "Mijn doelgroep is eerder te vinden in de straten van New York of Tokio dan in Antwerpen of Amsterdam."
De twee ontwerpers zijn in 2005 afgestudeerd aan diezelfde ArtEz Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem waar Alexander van Slobbe doceert, en zij hebben allebei al flinke cv's opgebouwd. Hullekes deed freelance opdrachten voor Van Slobbe en werkte voor het Belgische ontwerpduo A.F. Vandevorst. Kramer werkte als freelance ontwerper voor Oger, Christophe Mollet en Score Jeans en ontwerpt prints voor Elle prêt-à-porter. Ze vormen ook een duo, zowel privé als op de werkvloer, en zijn sinds vorig jaar verantwoordelijk voor het design van de collecties van Ami-e-toi. Een modemerk dat gemaakt wordt door dak- en thuisloze vrouwen. De collectie wordt grotendeels gefabriceerd van gerecycelde kledingstukken en stoffen en vindt daarna zijn weg naar kleine, exclusieve winkels door het hele land. "Dat was een van onze eerste freelance opdrachten," zegt Kramer, "een fantastisch project. Kleding maken is natuurlijk een leuke dagbesteding en de deelneemsters leren er ook veel van." En hij vertelt over een vrouw die dakloos was, dankzij Ami-e-toi een vak heeft geleerd en inmiddels een eigen naaiatelier voor gordijnen is begonnen.
Hullekes en Kramer hebben hun merken ondergebracht in één bedrijf, Arnheim Fashion. De naam komt van de verkeersborden die zij terug naar huis, naar Arnhem, volgden na een mislukte poging te aarden in Berlijn. Het doel van de onderneming is om een collectief van merken te vormen en zo de Arnhemse mode te promoten. Hullekes: "Mogelijk kunnen verschillende merken zo ook de productie combineren, waardoor je meer draagkracht krijgt bij fabrikanten. En we willen gezamenlijk een winkel openen, een klein warenhuis met Nederlands design." Voorlopig maken nog alleen hun eigen merken deel uit van het bedrijf. De volgende stap is financiers te vinden voor de gedroomde winkel in Amsterdam. Tot die tijd blijven de twee ontwerpers zo veel mogelijk freelance klussen doen. Uiteindelijk moeten de twee merken zelfstandig groot worden, maar daarvoor richten zij zich toch niet alleen op de Nederlandse markt. Als reactie op de opmerking dat de belangstelling voor mode onder Nederlandse mannen groeit, fronst Kramer zijn voorhoofd. "Nederlandse mannen zijn meer gevoelig voor hypes dan voor mode," zegt hij. Hullekes wijt het aan het gebrek aan winkels. "In ons land zijn te weinig verkooppunten voor Nederlands design. Neem een label als Wolf. Iedereen vindt het prachtig, maar het is bijna nergens te koop. In België heeft vrijwel iedereen iets van een vaderlandse ontwerper in huis. Daar zijn mensen ook veel trotser op hun eigen designers, maar dat gaat hier ook gebeuren, daar geloof ik heilig in."