Modeweek Parijs kleurt geel en blauw
bezig met laden...
“Op een moment als dit verliest mode relevantie en bestaansrecht,” schreef Demna van Balenciaga in een brief aan de toeschouwers van zijn show. “De modeweek voelt als een absurditeit.” De ontwerper schreef dat hij had overwogen om de show te annuleren. “Maar dat zou betekenen dat ik me overgaf aan het kwaad dat me al dertig jaar zoveel pijn doet.” Demna is zelf een vluchteling: als kind moest hij zijn geboorteland Georgië verlaten. “De oorlog in Oekraïne heeft de wond heropend van een trauma dat ik sinds 1993 in mij draag.”
Een sneeuwstorm achter glas
Misschien was de show van Balenciaga daarom zo sterk. De zaal, een cirkelvormige hangar aan de zakenluchthaven van Le Bourget, was getransformeerd tot een desolaat sneeuwlandschap, omringd door een glazen muur, met daarachter de toeschouwers. Oorspronkelijk was de show bedoeld als een commentaar op global warming. Maar nu kreeg de set, en wat erin gebeurde, een nieuwe, nóg meer urgente betekenis. De modellen strompelden door het ijs op hoge hakken, met een soort vuilniszakken, als vluchtelingen die in allerijl al hun bezittingen bij elkaar hadden geraapt, hun stappen vertraagd door de windmachines. Er waren lichtflitsen, van bliksem of bommen, en loeiharde, agressieve techno. De show werd afgesloten door een jongen in een geel joggingpak en Demna’s muze Eliza Douglas in een hemelsblauwe jurk.
“Deze show behoeft geen uitleg,” schreef Demna nog. “Dit is een ode aan moed, aan weerstand en aan de overwinning van liefde en vrede.”
De sterkste show van de modeweek was tegelijk ook de minst gemakkelijke. Demna had gelijk: kleren waren even niet relevant meer. Maar we bleven er wel naar kijken.
Hoe reageer je als modelabel of ontwerper op een humanitair drama zonder hypocriet over te komen? Demna, bijvoorbeeld, is dan wel zelf vluchteling geweest, maar uiteindelijk dient de show toch vooral om de dure kleren van zijn werkgever te verkopen. Is het ethisch om menselijk leed te gebruiken voor commerciële doeleinden? Is zwijgen soms niet beter dan je uitspreken?
Protest op en rond de catwalk
Voor de show van Balenciaga, halverwege de modeweek, klonk er veel kritiek op het zogezegde stilzwijgen van de ‘frivole’ modesector. Dat was niet helemaal terecht. Op de front row schoten editors en influencers vanaf dag één in actie: ze droegen outfits in geel en blauw, of plaatsten links naar hulporganisaties op hun sociale media.
Giorgio Armani was, net als in tijden van covid, de eerste ontwerper die reageerde op de crisis. Hij liet zijn show in Milaan in stilte doorgaan, zonder muziek. Op de catwalk in Parijs verschenen onder anderen Isabelle Marant en Christelle Kocher van Koché met, respectievelijk, een geel en blauwe broche en een geel en blauwe trui.
Botter, van het Nederlandse duo Rushemy Botter en Lisi Herrebrugh, was het eerste label dat lichtblauw en geel combineerde op de catwalk. Er was ook een jasje waarop in kralen de woorden NO WAR stonden gespeld. Het was een van de sterkste shows van het seizoen.
Balmain projecteerde een quote uit de oorlogsklassieker ‘De kleine prins’ van Antoine de Saint-Exupéry op een groot scherm. Acne Studios meldde dat het honderdduizend euro had geschonken aan UNHCR en UNICEF voor humanitaire hulp, en dat het alle activiteiten in Rusland had opgeschort. In de show waren een aantal outfits in blauw en geel te zien.
Rick Owens schrapte de militaristische klankband die hij had gepland voor zijn show, en verving die door de symfonische melancholie van Mahler. Dat werkte uitstekend. Owens gaf een aantal van zijn modellen draagbare mistmachines, zodat de catwalk de helft van de tijd in rook verdween, tot groot ongenoegen van de fotografen. Er was ten slotte ook nog Ninamounia. Het spraakmakende Nederlandse duo opende de show op de laatste dag van de modeweek in stilte, net als Armani, met een model in een t-shirt waarop Poetin groen en met duiveltjesoren stond afgebeeld. Daaronder de tekst ‘Putain, Get your hands off Ukraine’: simpel, maar effectief.
De stilte van de luxegroepen
Nadat ‘Le Monde’ een opmerkelijke reportage publiceerde over, onder meer, de banden tussen Poetin en Bernard Arnault, de leider van LVMH, draaiden ook de luxegroepen bij, vooral met financiële hulp. Winkels in Rusland werden gesloten (ook tijdschriftenreus Condé Nast, dat Russische edities van onder meer Vogue en GQ uitgeeft, trok zich terug van de markt). Maar de oorlog werd wel ver weg gehouden van de catwalks van Dior, Chanel of Hermès.
Hermès showde, niet voor het eerst, in de kazerne van de Garde Républicaine. Vooraf konden gasten de stallen bezoeken, en echte paarden aaien. Dat voelde als therapie. De collectie had, zeker naar de normen van Hermès, een hoog dominatrix-gehalte.
De set van Chanel was al even aaibaar. De zaal in het Grand Palais Ephémère achter de Eiffeltoren was volledig overtrokken met tweed, van de catwalk tot de zitjes. De uitnodiging? Een grote, in tweed gestopte doos. De collectie? Tweed. Bij Dior probeerde Maria Grazia Chiuri nieuwe ideeën, zoals een fluorescente, ietwat futuristische bodysuit, en een binnenste buitenste gekeerd Bar-jasje met geïntegreerde koeltechnologie van D-Air Lab, een Italiaanse start-up. Sommige outfits leken geïnspireerd door de uniformen van American football. Ook Balmain flirtte met science fiction, en met de film Dune in het bijzonder.
Parijse debutanten
Het was, los van de oorlogsmisère, een uitstekend seizoen, met heel wat Parijse debuten, onder wie de Scandiavische ontwerpers Cecilie Bahnsen en Heliot Emil. De Belgische ontwerper Meryll Rogge, genomineerd voor de LVMH Prize, gaf voor het eerst een presentatie met modellen en een decor dat bestond uit tientallen flessen wijn en honderden halflege glazen. De collectie van Rogge, die lang heeft gewerkt voor Marc Jacobs in New York, flirtte dit seizoen met grunge. Germanier, uit Zwitserland, showde zijn outfits met felgekleurde kralen en blinkertjes voor het eerst op de catwalk, bij kristalmaker Baccarat. Vaquera, een duo uit New York, opende de modeweek van Parijs met een geslaagde hommage aan de uitvergrote Barbie-outfits van Martin Margiela. Guram Gvsalia, de broer van Demna, introduceerde VTMNTS, de genderloze nevenlijn van Vetements, met kwade jongens en meisjes die, begeleid door hardrock, gekleed in pakken en crop-tops, door de ruïne van een recent gesloten supermarkt raasden.
‘Damesmode’ bestaat niet meer
Er wordt al jaren gepraat over genderloze mode — het doembeeld, voor de conservatieve medemens, van jongens in rokken — maar in 2022 lijkt het écht zover: er is in de mode nog nauwelijks een verschil tussen mannen en vrouwen. Heel veel défilés waren gemengd, zelfs Miu Miu herintroduceerde een mannencollectie. Op de catwalks droegen jongens hakken en rokken, en er waren opvallend veel transmodellen geboekt, zeker bij de jongere generatie ontwerpers. Soms was het voor de toeschouwer totaal niet duidelijk wie er nu precies in een jurk zat gehesen. Dat is een goede zaak: iedereen mag alles aan, en daardoor wint uiteindelijk iedereen. Tegelijk lieten veel ontwerpers zich inspireren door klassiekers uit de mannengarderobe. De show van Gucci, in Milaan, greep terug naar de eerste collectie van ontwerper Alessandro Michele voor het huis, toen hij jongens in meisjesachtige blouses stopte. Bij Louis Vuitton gaf Nicolas Ghesquière zijn modellen stropdassen. Saint Laurent, het huis dat met ‘le smoking’ de androgiene stijl zo goed als uitgevonden heeft, toonde onder meer blazers, perfecto’s en tuxedo’s. Een paar brede schouders om de last van de wereld te torsen.