• Home
  • V1
  • Columns
  • Mode is als taarten bakken – Interview Winde Rienstra

Mode is als taarten bakken – Interview Winde Rienstra

Door FashionUnited

bezig met laden...

Scroll down to read more
Columns

Winde Rienstra onderzoekt de grenzen van het

menselijk lichaam. Ze houdt van lasersnijden en heeft een passie voor handwerk. Al kan de modeontwerpster ook niet zo goed tegen de imperfecties van ambachten. “Ik ben heel streng voor mezelf.”

‘De productie uitzoeken kost tijd. Het lijkt een geheim in de Nederlandse modeindustrie’

‘Het kleden van Jared Leto, de zager van 30 seconds to Mars is absoluut een hoogtepunt’


“Je kunt even werken aan het kraagje. Ik had een voorbeeld gemaakt.” Winde Rienstra zoekt, op misschien wel één van de zeldzame warme dagen van het jaar, tussen stapels paperassen en legoblokjes naar een papieren kraag voor haar stagiair. In haar atelier annex huis in Utrecht hoor je een trein voorbij denderen. “Het moet iets wijder denk ik, helemaal groter, zodat de punten over elkaar komen,” zegt Rienstra wijzend. Amper drie jaar nadat ze afstudeerde, aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en ze stage liep bij Iris van Herpen en Alexander van Slobbe, is ze zelf stagebegeleider. “Soms wel lastig,” zegt ze. “Maar ook heel gezellig.”

Hoe haar eigen studententijd was? Niet zo studentikoos. “Ik was heel serieus eigenlijk. En ik wist altijd al dat ik mijn eigen modelabel wilde. Vooral vanwege de vrijheid. Niet om afwijkende werkuren, want met stagiairs ben je alsnog aan een reguliere werkweek gebonden, maar om creatieve vrijheid. Je creativiteit inzetten voor iemand anders is zo veel beperkender. Ook op de academie, al die regeltjes waar je je aan moet houden.” Op school moest ze soms wel zoeken naar haar plek. Vooral toen ze net terug kwam van een half jaar studeren in het Australische Melbourne. Ze werd in een nieuwe klas gezet, waar de groepjes al gevormd waren en de pikorde bepaald. Rienstra: “Dat was een overgang.”

Voor haar modepassie verhuisde Rienstra, die opgroeide in Friesland, naar Utrecht. De Rietveld Academie vond ze te experimenteel en niet toepasbaar genoeg. Ze lacht. “En in het noorden heb je geen kunstacademie hoor.” Op haar twaalfde wist Rienstra al dat ze de mode in wilde. “Nou ja, toen had ik dat eens op een briefje geschreven, maar ik was het zelf al weer vergeten. Op Oerol wist ik het zeker, bij een voorstelling van theatergezelschap The Lunatics.” Waarom wist ze dat zo zeker? “Ik weet niet. Ik wist het gewoon.”

Vogue
Inmiddels kleedde ze de zanger van de band 30 seconds to Mars, Jared Leto – “Absoluut één van mijn hoogtepunten tot nu toe. Hij droeg mijn houten ontwerp met kettingen er in.” – en showde ze meerdere malen op de Amsterdam Fashion Week, vooral tijdens het programma voor jonge talenten Fashion Week Lab. Het helpt om naamsbekendheid te creëeren. “Dan sta ik bijvoorbeeld op de website van Vogue UK en kunnen mensen die een ontwerp willen kopen mij makkelijk vinden.” Voor haar nieuwste show – die intussen al geweest is, op de vrijdagmiddag van de Amsterdamse modeweek, geen Lab-show dit keer – is de vloer van haar atelier, die ook dienst doet als woonkamer, bezaaid met legoblokjes. Ze reageert betrapt. “Dat is top geheim hoor,” zegt ze snel. Dan: “Ik ga er schoenen van maken.”

Ook schopte de ontwerpster het tot de finale van de eerste editie van de Green Fashion Competion. Achteraf vond ze het niet zo bij haar passen. “Het was te commercieel, te veel gericht op geld verdienen, wat ik doe is kunstzinniger,” zegt ze. Maar haar idee van mode past wel bij de wedstrijd die duurzaamheid in de kledingbranche stimuleert. ‘Slow Fashion’ noemt ze het, gericht op tijdloosheid, uniciteit, kwaliteit en handwerk.

Alles lijkt haar voor de wind te gaan. Haar werk was onlangs te zien op de tentoonstelling Moam in galerie Fontana Fortuna, in combinatie met een creatie van Viktor & Rolf. De recensies op haar shows zijn altijd lovend, dat ze na Iris van Herpen het volgende grote talent is van de Nederlandse mode. Krijgt ze ook wel eens negatieve reacties? “Op de academie wel, maar misschien moet ik dat niet vertellen. Verder ben ik vooral heel streng voor mezelf.” Van de kast in de kamer pakt ze een kartonnen schoen van laagjes, die ze in januari presenteerde tijdens de fashion week. “Hier loopt de lijn niet goed door,” zegt ze kritisch. Hè? Ze legt het uit: “Het is met de laser uitgesneden, maar met de hand uitgetekend, en daarom niet perfect.” Het is met het blote oog nauwelijks zichtbaar. Rienstra: “Het is alleen aan de binnenkant. Waarschijnlijk ziet niemand het, behalve ik. Ze zeggen dat dat de charme is van handwerk, maar ik kan er niet goed tegen. Al denk ik dat tè perfect ook niet goed is. Dan verliest het aan aantrekkelijkheid.”

Wat ze ook graag beter had willen doen, is meer stuks presenteren. De twee showmomenten in het jaar vindt ze het lastige van de modewereld, want het kost veel tijd om iets uit te vinden en het dan ook nog te maken. Is een modeweek wel zo belangrijk voor haar collecties waarmee ze het snijvlak van mode en kunst onderzoekt? “Ik denk dat het eerst goed is om te doen. Vooral voor mijn naamsbekendheid, dat mensen me elk half jaar weer zien. Misschien ga ik het daarna wel anders aanpakken.” Maar later zegt ze dat het haar droom is om te showen in Londen en Parijs. “Londen is dè plek voor nieuw talent.” En Parijs? Ja, Parijs is Parijs.

Rook
Het werk van Rienstra draait altijd om de vraag: wanneer is iets een kledingstuk en wanneer een object dat iemand draagt? Wat kun je doen met het lichaam, hoe ver kun je gaan? Draagbaarheid doet er voor de ontwerpster niet toe. Ze wil vooral een statement maken. Over bewust en positief in het leven staan. Of, zoals in haar vorige collectie, hoe alles er anders uit ziet vanaf een ander persectief. Zoals bij haar inspiratiebron, het schilderij van J.C. van Schagen, vol met geometrische vlakjes. “Een ontwerp van hout is bijvoorbeeld niet per se kleding. Dan ligt het aan het materiaal. Maar ik kan dat spanningsveld eindeloos blijven analyseren,” zegt Rienstra. Ze gebruikt zowel oude als nieuwe technieken. Borduren, punniken, haken, pompoms maken. Ook lasersnijden is een favoriete techniek. Ze legt het uit: “Het is net alsof je een taart aan het bakken bent. Je stopt een plaat in het apparaat en in de computer voer je een tekening in. De laser volgt de tekening. En dan sta je daar te wachten. Het duurt een half uur. Wat volgt is een piepend geluid en er komt ook een beetje rook uit.”

Is het niet lastig om kunstzinnige mode te maken en een jong talent te zijn in deze tijd in Nederland? “Het is zonde, de bezuinigingen in de kunstsector. Dutch design is wereldberoemd,” antwoordt ze. Nu ontvangt ze per collectie een subsidie, maar het plan is om rond te kunnen komen van een accessoirelabel. Het idee staat nog in de kinderschoenen. “Vooral het uitzoeken van de productie kost heel veel tijd. Het lijkt een soort geheim binnen de Nederlandse modeindustrie. Niemand is er heel loslippig over. Misschien zijn andere bedrijven bang voor concurrentie,” peinst ze. Wat helpt is dat ze binnenkort samen met de Dutch Fashion Foundation afreist naar Portugal. Op haar kastdeur hangt door middel van gekleurde post-its een kalender, waarop de trip groots staat aangekondigd. “Portugal zou ideaal zijn voor productie. Dicht bij huis.” En verder? “De toekomst ligt voor een groot deel open. Alles kan: lezingen geven of werken als stylist bij fotoshoots.”

Dit artikel is gepubliceerd in FashionUnited vakblad nummer 3 van 2012
Winde Rienstra