Parijs wacht... op Pieter Ary

Pieter Ary neemt met zijn eigen tassenlijn voor de eerste keer deel aan Pret-a-Porter Paris

op 22 t/m 25 januari. De tassen zijn al veelvuldig gespot aan de schouders van Italiaanse, Japanse en Britse vrouwen; het aantal verkooppunten groeit. Ook de Amsterdamse Bijenkorf nam de collectie afgelopen december op en verkocht de items direct. Pieter Ary verwacht in Parijs veel belangstelling.

Tijdens Pret-a-Porter deelt Pieter Ary een stand met sieradenlabel ‘7 Pers by Nio’. De twee ontwerpers zijn goede bekenden en ontdekten dat hun items qua handschrift goed bij elkaar passen. Voor zowel ‘7 Pers by Nio’ als Pieter Ary is het de eerste keer op Pret-a-Porter Paris.

Pieter Ary ontwerpt sinds twee jaar een eigen tassen collectie. Toch is hij bepaald geen onbekende in de accessoire- en fashion industrie. Voor onder andere Tommy Hilfiger en Esprit was hij als design director jarenlang verantwoordelijk voor verschillende accessoire collecties. In een geheel eigen tassenlijn krijgt hij nu de gelegenheid om zijn eigen stijl te tonen. “Ik maak alleen wat ik mooi vind en waar ik een vrouw mee wil verrijken. Ik wil de Nederlandse vrouw laten zien dat een tas een accessoire is,”aldus Pieter Ary.

De tassen kenmerken zich met name door de verwerking van leer. Pieter: “De tassen zijn op zich eenvoudig, maar verfijnd. Het leer is behandeld als een patroon, is in een structuur gegoten. Zoals een print op een jurk.” De stijl is een mix van elementen en sferen, ook wel eclectisch te noemen. Dat Pieter zelf een wereldreiziger is zie je terug in de, soms etnische, elementen. “Ik hou van puur, er moet soul in zitten.”

Dat Pieter Ary in de smaak valt bij een internationaal publiek is al gebleken. “De Nederlandse cultuur is minder uitbundig en meer no-nonsense. Wat dat betreft moet de Nederlandse vrouw misschien wennen aan mijn visie op tassen. De handtas vind ik bijvoorbeeld een erg stijlvol accessoire. In New York en Tokyo zie je ze volop in het straatbeeld; daar worden mijn tassen al zeer gewaardeerd. Ik verwacht dus zeker veel van Parijs.”