• Home
  • V1
  • Columns
  • Ruimte voor handwerk - Interview Roswitha van Rijn

Ruimte voor handwerk - Interview Roswitha van Rijn

Door FashionUnited

bezig met laden...

Scroll down to read more

Aan media aandacht heeft schoenontwerpster

Roswitha van Rijn geen gebrek en ook de verkoop van haar stoere handgemaakte Wolfboots loopt goed. Maar groot financieel succes laat nog op zich wachten. Mogelijk komt daar met de introductie van de Babywolfboots verandering in.

“Ik heb nog zoveel tekeningen liggen en ideeën uit te werken, als ik dat allemaal wil afmaken kom ik een paar levens tekort.” Roswitha van Rijn is een bevlogen ontwerpster, schoenontwerpster om precies te zijn. Na een cursus ambachtelijk schoenmaken aan SVGB in Nieuwegein heeft zij zich als zelfstandig schoenontwerpster in Amsterdam gevestigd. Hoewel Van Rijn (1973) zelf wars is van hoogdravende terminologie, is schoencouturier misschien een betere benaming voor haar. Want Van Rijn maakt niet zomaar schoenen, zij maakt kunstwerkjes voor aan de voeten. Neem de ‘Eyecatcher’ die zij maakte voor de tentoonstelling in het Leder en Schoenenmuseum in maart van dit jaar. Een grijs enkellaarsje met hoge hak en tientallen gifgroene oogjes die er stuk voor stuk met de hand zijn opgenaaid; ‘Pheasant’, een beige laarsje rijk versierd met veren of de veelbesproken ‘Pigpaw’, een elegante pump met een echt varkenspootje als hak. Behalve varkenspoot en veren gebruikt zij onder meer vissenhuid (karper), geiten-, runder-, buffel- en varkensleer, maar ook allerlei gespjes, oogjes, lintjes, schelpen, kralen enzovoort. Zij maakt laarzen, pumps en voetversieringen zoals schoenkappen en enkelbandjes en natuurlijk de populaire ‘Wolfboots’, stoere op maat gemaakte indianenlaarzen waarvoor Van Rijn inmiddels uit de hele wereld bestellingen ontvangt. Hoewel aan belangstelling geen gebrek, laat het financiële succes nog even op zich wachten. Daarom werkt zij al jaren parttime bij een klein restaurant in Amsterdam. “Het heeft maar een paar tafels, een chefkok en ik in de bediening. Dat is heerlijk voor een control freak zoals ik.” Het is om dezelfde reden dat het werk als zelfstandig ontwerpster haar zo goed bevalt. “Ik moet er niet aan denken om in loondienst voor een groot concern te werken, daarom wil ik ook niet in een schoenenwinkel staan.”

Een dame wilde speciale Wolfboots voor haar bruiloft. Inmiddels heeft zij al vier paar.

Het heeft even geduurd voordat Van Rijn haar weg naar het schoenmaken vond. Een paar jaar na haar eindexamen, na een aantal mislukte studies en geslaagde reizen door Latijns Amerika, meldde zij zich aan voor de modeopleiding aan de kunstacademie in Arnhem. Maar ook daar vond zij niet wat zij zocht. Na drie jaar stapte zij over naar de driejarige schoenmakersopleiding in Nieuwegein. “Dat trok me heel erg omdat het zo ambachtelijk is, het gaat puur om de techniek.” Creatief was het niet. “Ik had wel docenten die uit de mode- of creatieve industrie afkomstig waren, maar creativiteit of ontwerpen maakte geen deel uit van het curriculum. Ergens was dat wel prettig, want er was dus ook niemand die zei dat een ontwerp niet kon of lelijk was. We moesten het helemaal zelf uitzoeken.” Keerzijde was dat Van Rijn in het begin nauwelijks feedbac kreeg op haar ontwerpen, die kwam pas toen zij voor de eerste keer schoenen verzorgde bij een modeshow van modeontwerpster Mada van Gaans die meedeed aan de modewedstrijd ITS#3 in Triëst in 2004. “Ik was pas halverwege de opleiding en mocht eigenlijk nog geen laarzen maken, maar voor de show van Mada heb ik dat toch gedaan.” Met succes. Angelique Westerhof vond de grijze laarzen met vleugels geweldig en nam Van Rijn op in de Dutch Fashion Foundation. Dat resulteerde in deelname aan handelsmissies en showroomexposities in New York, Rome en Parijs. Ook leende zij schoenen uit voor diverse modeshows van jonge, bij DFF aangesloten, ontwerpers. Daar is zij inmiddels mee gestopt. “Er werd liefdeloos met mijn schoenen omgesprongen. Ze worden uitgeschopt en in een hoek gegooid. Ik kreeg ze gehavend terug. Dat doe ik niet meer.” Alleen als zij ooit voor de Oscar-uitreiking wordt gevraagd, wil zij nog wel een uitzondering maken, maar uitsluitend voor actrice Selma Hayek.

Hoewel Van Rijn zich verder meestal afzijdig houdt van de vaderlandse modemachinerie – je zal haar niet snel op modefeestjes of tijdens AIFW tegenkomen - deed zij mee aan het ‘Turning Talent into Business’ project, een samenwerking van Syntens, HTNK en de Dutch Fashion Foundation. Dankzij TTIB kon zij een jaar lang een atelier en winkelruimte betrekken op de Wallen in Amsterdam. “Dat heeft ontzettend veel publiciteit opgeleverd.” Tevens konden deelnemers masterclasses volgen om hun bedrijsvoering te professionaliseren. “Heel nuttig voor ontwerpers zoals ik die hun complete administratie in een schoenendoos bewaren.”

Dankzij een subsidie van het Fonds BKVK liep zij in 2007 drie maanden stage bij cowboylaarzenmaker William Shanor in Oregon. Shanor neemt normaal geen stagiaires aan, maar was zo onder de indruk van Van Rijn's portfolio dat hij voor haar een uitzondering maakte. Van hem leerde zij laarzen en moccasins maken zonder leest. “Dat vergt een speciale techniek die je hier nergens kunt leren.” Het is deze maakwijze die zij voor de productie van haar Wolfboots gebruikt. De Wolfboots blijken een succes bij een hip maar divers publiek en de privébestellingen van deze laarzen (verkoopprijzen variëren van 200 tot 350 euro) vormen momenteel haar belangrijkste inkomstenbron. “Modejournalist Bregje Lampe van het Parool was de eerste die ze wilde hebben en sindsdien heb ik bestellingen uit de hele wereld ontvangen, gemiddeld twee per maand. Van Erin Wasson tot Birgit Schuurman, tot de Italiaanse editor van Vogue. Maar ook een dame die een speciaal ontwerp wilde voor haar bruiloft. Inmiddels heeft zij al vier paar.” Klanten maken een omtrek van hun voet op papier, noteren een aantal afmetingen en hun wensen en Van Rijn kan aan de slag. “Binnenkort gaat een nieuwe website online waarop het proces stap voor stap beschreven wordt. Dan krijgen klanten ook steeds mailtjes toegestuurd om hen te informeren hoe ver ik met het maakproces gevorderd ben.” Want de Wolfboots worden volledig door Van Rijn zelf in elkaar gezet. Deze tak van haar bedrijf heeft de potentie om heel groot te worden als zij de productie zou uitbesteden, maar zo ver is het nog niet. “Ik ben al een eind gevorderd met een atelier in Guatemala, dat ook werkt voor ‘Return to sender’.” (Een organisatie die bijzondere producten uit arme landen in Nederland verkoopt en de winst terugstuurt naar de lokale producenten, red.). Waarschijnlijk zal zij eerst de Babywolfboots uitbesteden. “Die zijn nieuw,” zegt ze en toont een paar hardblauwe babylaarsjes van zacht leer die zij voor een vriendin heeft gemaakt.
“Mijn schoonzus in Amerika zei: ‘these will make you your first million’. En inderdaad ze zijn vrij makkelijk te maken. Daarom kan ik de productie misschien wel overdragen aan dat atelier in Guatemala.” Dat zou dan meer tijd en financiële ruimte bieden voor het ambachtelijke handwerk. Werk dat haar in een land als Amerika - waar een traditie bestaat van handgemaakte laarzen en consumenten er veel geld voor over hebben - veel meer zou kunnen opleveren dan in Nederland. En dan woont haar levenspartner ook nog eens in Californië, dus wat houdt haar hier in Amsterdam? “Op dit moment een visum-aanvraag,” zegt Van Rijn. “Geen idee hoe lang dat nog gaat duren, maar als alles rond is ga ik emigreren.” Naar een atelier in een reservaat in ‘the middle of nowhere’ en naar meer tijd en ruimte om al die tekeningen uit te werken.

Dit artikel is gepubliceerd in FashionUnited vakblad nummer 3 van 2011.

Roswitha van Rijn