Één jaar na het Ghana Charter: is de Belgische modeketen verduurzaamd?
Tijdens een bijeenkomst in Antwerpen gisterenavond presenteerden de CEO’s van negen Belgische modebedrijven het eerste voortgangsrapport van het Ghana Charter, exact één jaar nadat ze het document in Accra ondertekenden.
Bel&Bo, e5 Mode, JBC, ZEB, Maison Lab, Xandres, Pluto On The Moon, Torfs en Atelier Noterman.
De afspraken in het charter kwamen in 2024 tot stand tijdens een werkbezoek aan Ghana, waar ze de gevolgen van de Europese textielstroom op de enorme tweedehandsmarkt Kantamanto met lede ogen aanzagen.
“Het bezoek was erg confronterend zo pal tussen de hopen textielafval”, zegt Simon Gryspeert die het project begeleidt namens Flanders District of Creativity. “We hebben drie dagen genomen om zonder afleiding van e-mails of telefoons duidelijke afspraken te maken.” De ondertekenaars beloofden om hun eigen ketens tegen het licht te houden, hun (on)ethische praktijken te documenteren en te verbeteren. Of ze daarin geslaagd zijn, wordt jaarlijks gemeten - niet met streefcijfers, maar door een gesprek te voeren aan de hand van de vooruitgangsrapporten die de merken individueel optekenen. “Wie te weinig doet, valt door de mand”, stelt Gryspeert.
De tekst gaat door onder de afbeelding
Up-en-downstream-plannen
Het charter rust op twee pilaren: verbeteringen in de toeleveringsketen (upstream due diligence) en in de keten na verkoop (downstream). Uit de rapporten blijkt dat de merken in beide richtingen al acties hebben ondernomen. Zo startte Bel&Bo een samenwerking met De Kringwinkel voor het ophalen van ingebracht textiel uit de winkels. JBC breidde zijn tweedehands assortiment en werkte aan transparantie in de keten tot aan tier 4-niveau, waarvan nu bijna een derde in kaart is gebracht en voor tier 2-3 al meer dan veertig procent. E5 Mode zamelde via Oxfam-filialen zelfs 723.830 kilo textiel in - meer dan het merk dat jaar produceerde. Voor 2025 staat de teller al op 800.000 kilo.
Er staan ook eerlijke kanttekeningen in de verslagen. Zo heeft Atelier Noterman ‘tweedekeusbroeken’ met kleine foutjes creatief laten herstellen via verschillende maatwerkbedrijven. “Deze broeken verkopen is een ander paar mouwen”, staat in het verslag. “Er moet een heel duidelijk concept achter zitten om dit te kunnen commercialiseren.”
Open en samen
Gryspeert vond de eerste bijeenkomst interessant door de open houding van de partijen, “terwijl de meeste deelnemers directe concurrenten zijn.” Dat komt omdat ze nu eenmaal tegen dezelfde moeilijkheden aanlopen, zoals het tekort aan bekwame herstellers die kleding kunnen repareren. Nu kleine zelfstandigen verdwijnen, moet dat werk vaak worden gecentraliseerd, en dat werkt niet efficiënt. Tijdens de avond werden daarom plannen gemaakt om reparatie-opdrachten te bundelen en zo samen genoeg werk te creëren.
De grootste les - en het startpunt voor de volgende ronde - is het besef dat samenwerking noodzakelijk is. Daarom komt er een werkgroep om samen complexe thema’s aan te vliegen, zoals die hersteldiensten en het bewustmaking bij consumenten. Gryspeert: “Het is moeilijk om uitdagingen in de lange modeketen als individueel merk op te lossen. Deelnemers voelen dat ze meer samen moeten aanpakken, anders worden er kansen gemist.”
OF LOG IN MET