• Home
  • Nieuws
  • Business
  • Onderzoek: route naar methaanreductie in de mode steunt op leer, wol en kasjmier

Onderzoek: route naar methaanreductie in de mode steunt op leer, wol en kasjmier

Door nieuw onderzoek van Collective Fashion Justice komt de methaanuitstoot van de mode-industrie voor het voetlicht.
Door Anna Roos van Wijngaarden

bezig met laden...

Scroll down to read more
Business|
Emma Hakansson door Alexi Lubomirski Credits: Emma Hakansson

Collective Fashion Justice berekende samen met Amerikaanse universiteiten de impact van methaan voor de kleding- en schoenenproductie wereldwijd. De resultaten staan in een whitepaper, die serieuze vraagtekens zet bij de duurzaamheid van dierlijke materialen. Met op nummer één: (geiten)kasjmier, wol en leer.

Óók mode: 8,3 miljoen ton methaan

Uit het onderzoek komt voor het eerst een wetenschappelijke meting van de hoeveelheid methaan die de mode-industrie uitstoot: 8,3 miljoen ton. Dierlijke vezels komen als de grootste vervuilers uit de bus (omdat schapen, geiten en runderen boeren en scheten laten). Hoewel ze in volume slechts 4% van de kleding en schoenen op de markt vertegenwoordigen, veroorzaken ze 75% van de methaanuitstoot: wol 16,8% en leer 54,1%. Het aandeel van katoen, goed voor een vijfde van de stoffen op de markt, is 11% en synthetische stoffen - de belangrijkste categorie met tweederde aandeel, komt er het best uit met 3,4%. Bij de berekening van methaanintensiteit (uitstoot per kilo materiaal) komt er een andere grote vervuiler naar voren: de kasjmiergeit, gevolgd door leer en wol.

De metingen zijn gebaseerd op de hele productieketen van kleding en schoeisel, van grondstof tot stortplaats (‘cradle to grave’). Maar in het geval van methaan is vooral de grondstoffase relevant – het moment waarop merken hun materiaalkeuze maken. Slechts een klein deel van de uitstoot (11%) komt later vrij, bijvoorbeeld bij natte bewerkingen zoals verven of het nabehandelen van de vezels met een coating. Bij gaswinning (boren, transport en verwerking) kunnen bijvoorbeeld methaanlekken optreden, waardoor de impact over het hele proces hoger uitvalt dan gedacht. Het zijn precies dit soort nuances die de makers van het rapport onder de aandacht willen brengen.

Gebrek aan inzicht en tunnelvisie op CO₂

Reden voor het onderzoek was dat de mode-industrie weinig inzicht heeft in haar eigen voetafdruk en vaak genoegen neemt met (al dan niet foute) versimpeling, zoals ‘carbon’ voor de hele parapluterm: broeikasgassen. Dat leidt tot tunnelvisie, stelt initiatiefnemer en auteur van het rapport, Emma Hakansson (ook de oprichter van de non-profit Collective Fashion Justice). Voor de berekeningen en analyse sloot een team onderzoekers van Cornell University en New York University zich aan.

Over de methodologie:
De methaanemissies van materialen werden gemeten langs de volledige productieketen tot aan de stortplaats (‘cradle to grave’), omdat kleding zelden wordt gerecycled tot nieuwe textielvezels. De productiecijfers slaat op de modniale industrieën voor kleding en schoenen en zijn afkomstig uit het Textile Exchange 2024 Materials Market Report. Voor leer zijn cijfers van de leerindustrie gebruikt en voor wol specifiek nog peer-reviewed onderzoek. Bij dierlijke materialen (wol en leer) zijn de emissiewaarden gebaseerd op het daadwerkelijke gebruik van het schaap voor wolproductie.

De voetafdruk van textielketens wordt doorgaans gemeten in CO₂-equivalenten, een verzamelterm voor de uitstoot van verschillende soorten broeikasgassen. Dat helpt duurzaamheidsmanagers en inkopers om milieuscores met elkaar te vergelijken, maar let wel: belangrijke componenten waaruit die ‘single score’ bestaat raken zo uit beeld. Methaan is zo’n gas: het heeft een aardopwarmingsvermogen dat 84 keer groter is dan dat van koolstofdioxide (bron: Global Warming Potential). CO₂ blijft langer in de atmosfeer hangen, maar met het oog op de urgentie van de klimaatcrisis – en specifiek het feit dat de mode-industrie niet op schema ligt om haar doelstellingen te halen – is het wijsheid te focussen op korte termijn reducties. Bijvoorbeeld door productieprocessen te kiezen die laag zijn in methaan.

Methaan mijden

Met het rapport wil Hakansson een punt maken dat ze eerder ook al benoemde op de Global Fashion Summit (2024) en in haar manifest Total Ethics Fashion: voor elk dierlijk materiaal, krijg je automatisch de milieu-impact van de veeteelt mee.

Voor haar non-profit spreekt Hakansson regelmatig met merkvertegenwoordigers die zich wagen aan brandende klimaatkwesties - en toch: “Ze beseffen nog onvoldoende hoe essentieel het is om afstand te nemen van dierlijke materialen, met name leer, om de emissies van methaan in de mode te reduceren.”

Merken praten graag met haar om aan de slag te kunnen met hun eigen methaanvoetafdruk. Eén zo’n merk is Ganni, dat inmiddels gestopt is met het gebruik van nieuw, dierlijk leer, zijn absolute emissies met 24% wist te reduceren (2024 ten opzichte van 2021), en wel zonder in te leveren op winst - “allemaal dankzij investeringen in gerecycled leer en next-gen materialen,” aldus Hakansson. Namens Collective Fashion Justice werkte ze ook samen met horlogemerk Breitling. Kort daarna verscheen in het ESG-rapport van het merk een nieuwe belofte: ze zullen het gebruik van dierlijk leer verminderen.

Hakansson: “De mode-industrie investeert veel minder in onderzoek en ontwikkeling dan andere sectoren. Zolang dat zo blijft, komt cruciale materiaalinnovatie om bijvoorbeeld leer te vervangen niet op schaal. Door samen te investeren of bijvoorbeeld grote orders te bestellen kunnen merken die ontwikkeling versnellen. We hopen dat deze publicatie hen wakker schudt.”

De tekst gaat verder na de afbeelding.

Emma Hakansson door Alexi Lubomirski Credits: Emma Hakansson

Drie paden naar methaanreductie

De onderzoekers schetsen drie paden waarmee de industrie de beoogde methaanreductie voor de industrie van 30% (ten opzichte van 2020, bron: IPCC) zou kunnen halen. Het meest haalbare scenario: 25% meer innovatieve nepleersoorten en 63% meer gerecyclede wol op de markt. Vooral dat laatste is ambitieus, gezien het lage aantal initiatieven om überhaupt iets van lokale wol te maken. In het fraaiste scenario liggen die percentages hoger en worden processen ook nog aangedreven door groene energie.

De oproep is helder: merken moeten op zoek naar vervangers voor kasjmier, wol en dierlijk leer. Voor het rapport zijn alvast een aantal kanshebbers in kaart gebracht: mycelium (Mycoworks), bio-leer (Uncaged Innovation) of polyurethaan - al blijft synthetisch leer niet zonder kanttekeningen.

Een eerlijke nuancering is dat natuurlijke vezels zoals wol ook voordelen bieden die in het onderzoek geen plaats krijgen. Aan het eind van de levenscyclus, door het potentieel voor recycling en biologische afbreekbaarheid, en aan de voorkant, door de bijdrage aan biodiversiteit. Die voordelen zijn intuïtief logisch, maar moeilijk te becijferen. Daardoor belanden ze vaak niet in duurzaamheidsrapporten en methodieken zoals Life Cycle Assessments (LCA’s). Tegelijk worden de milieuvoordelen van nieuwe materialen - waaronder nieuwe leervervangers die zich nog niet in de markt hebben bewezen - vaak overschat of te rooskleurig gepresenteerd.

Circulariteit
Duurzaamheid