Cultuur, kunst en mode ineen: De Surinaamse koto en angisa in het verleden en nu
bezig met laden...
Het is vandaag een speciale dag: op 1 juli wordt Keti Koti gevierd. Een feest- en herdenkingsdag die stilstaat bij de afschaffing van de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen, en waarbij de vrijheid wordt gevierd. Keti Koti betekent ‘ketenen verbroken’ in de Surinaamse taal Sranantongo. In Suriname is 1 juli al jarenlang een nationale feestdag. Daar heet deze dag ‘de dag der vrijheden’. De Amerikanen slaagden er dit jaar in ook een nationale feestdag voor de afschaffing van de slavernij te vergaren. Juneteenth wordt gevierd op 19 juni - de dag waar de tot slaaf gemaakten vrij werden gelaten in Amerika. In Nederland is Keti Koti nog geen officiële feestdag, maar wordt het wel steeds belangrijker. Zo startte radiostation FunX bijvoorbeeld een petitie, samen met The Black Archives en Stichting Nederland Wordt Beter, om Keti Koti als officiële feest- en herdenkingsdag te erkennen. De petitie is ondertussen ruim 40.000 keer getekend.
De slavernij werd op 1 juli 1863 afgeschaft in de toenmalige Nederlandse koloniën: Suriname en de Nederlandse Antillen. Hiermee kwam een einde aan een periode van zo’n 200 jaar slavernij. Ruim 45.000 tot slaaf gemaakten werden vrijgelaten. Echter waren de tot slaaf gemaakten nog niet helemaal vrij. Ze moesten namelijk nog tien jaar verplicht doorwerken onder dezelfde omstandigheden, maar de tot slaaf gemaakten kregen wel betaald. Daarom vinden veel mensen dat de slavernij echt eindigt in 1873.
De koto was wettelijk verplicht om te dragen
In tijden van de slavernij waren de angisa’s en koto’s niet weg te denken. Deze klederdracht werd gedragen door de tot slaaf gemaakten om het vrouwelijke lichaam zo veel mogelijk te bedekken. De koto bestaat uit een wijd uitstaande rok en de yaki (een jasje). Het werd bij wet verplicht een koto te dragen. “De koto moet je zien als een lange, wijde rok”, vertelt Andy Arduin, expert Afro Surinaamse klederdrachten, telefonisch aan FashionUnited. “Dit had te maken met de Europese mode. Zo zag men bijvoorbeeld dat de Fransen een jurk droegen waarvan de bovenkant een korset vormde en uitliep in een wijde rok. Dit werd later verwerkt in de koto.” De naam ‘koto’ is ontstaan in Suriname, maar de draagwijze is ontstaan in Afrika. De Afrikanen hadden de gewoonte het lichaam te bedekken met deze grote rok. De eerste koto’s werden gemaakt van zo’n zes meter stof. Later werden de koto’s steeds kleiner. “De koto’s die vandaag de dag gemaakt worden, worden gemaakt van slechts twee á drie meter stof.”
De reden waarom het vrouwelijke lichaam bedekt moest worden, luidt als volgt: “De tot slaaf gemaakten waren minimaal gekleed. De slavenmeester werd hierdoor afgeleid door de rondingen van de tot slaaf gemaakte vrouwen. Toen werd de koto in het leven geroepen”, legt Arduin uit. De koto werd op de borsten vastgebonden, zodat deze plat gedrukt werden. Daarnaast werd er een kussen op de rug gedragen en in de koto toegevoegd om het lichaam van de donkere vrouw zo lelijk mogelijk te maken. Deze koto’s bestonden uit zes meter stof. “Tijdens de slavernij pronkten de slavenmeesters met de tot slaaf gemaakte vrouwen. Ze werden tijdens speciale feesten bekleed met een koto die uit veel stoffen bestond om aan te tonen hoe trots zij waren op de tot slaaf gemaakte vrouwen. Wie veel geld had, liet dit middels kleding zien. Daarom werden er zoveel mogelijk (dure) stoffen gebruikt bij het dragen van de koto.” Na de slavernij lieten kotodraagsters zelf zien wat zij konden permitteren door koto’s te dragen van lange (dure) stoffen.
Arduin: ‘De tot slaaf gemaakten communiceerden middels het dragen van de angisa.’
De angisa is een hoofddoek en is ontstaan in Suriname. De hoofddoek speelde een belangrijke rol als communicatiemiddel in tijden van de slavernij. De tot slaaf gemaakten mochten op sommige plantages tijdens het werken niet met elkaar communiceren. Dit zorgde ervoor dat men een andere manier van communiceren ging uitoefenen. Korte, duidelijke boodschappen werden aan elkaar doorgegeven middels de bindwijzen van de angisa en het patroon van de stof. “Iedere angisa heeft een eigen betekenis. Een bekende en belangrijke angisa tijdens de slavernij was de ‘Meet me at the corner’. Deze hoofddoek werd ingezet om een minnaar te benaderen of een andere tot slaaf gemaakte aan te spreken. De vrouwen bespraken wel eens geheimen met elkaar en moesten dan een geschikt moment vinden. Op die manier creëerden ze een bepaald complot”, vertelt Arduin. Naast deze angisa bestaan er nog ruim twintig andere soorten angisa’s. De angisa doorstond een transitie, waardoor nieuwe angisa-namen en bindwijzen ontstonden. Deze ontstonden na de afschaffing van de slavernij. Sindsdien ging men spelenderwijs communiceren met de angisa. Er werden diverse stoffen uit verschillende landen gebruikt en werden patronen en motieven op de angisa bedrukt. ‘Let them talk’, ‘Kiss me quick’ en de jubileumdoek ‘Keti Koti’ zijn angisa’s die vandaag de dag gedragen worden en na de slavernij zijn ontstaan.
De communicatie via de hoofddoek ging volgens Jane Stjeward-Schubert, gespecialiseerde in de angisa, als volgt: “De tot slaaf gemaakten moesten het doen met de stoffen die ze tot hun beschikking hadden. Textiel was in die tijd duur, dus ze hadden weinig keuze. Men had daarnaast nog niet de luxe op de stof te borduren, dus tekenden de tot slaaf gemaakten zelf patronen op de doek”, vertelt Stjeward-Schubert telefonisch aan FashionUnited. De patronen van de doek waren belangrijk voor de communicatie, evenals de bindwijze. De eerste angisa’s werden zonder spelden om het hoofd gebonden. Door het gebruik van stijfsel werden de vouwtechnieken toegepast en kregen de angisa’s verschillende benamingen. De tot slaaf gemaakten droegen de angisa’s voornamelijk tijdens het werken op de plantages, maar bijvoorbeeld ook naar markten waar de boodschap breed doorgegeven kon worden. “De boodschap van de angisa werd in combinatie met gezichtsuitdrukkingen verspreid. Dat kon soms heftig zijn, want sommige vrouwen droegen de doeken met een bepaalde boosheid en waren klaar om te vechten. Anderen droegen de angisa om echt een boodschap door te geven”, vertelt Stjeward-Schubert. “Middels de gezichtsuitdrukkingen was af te lezen hoe de boodschap bedoeld werd. Draaide iemand met haar ogen, was degene geïrriteerd. Lachte de tot slaaf gemaakte, kon het zijn dat zij vrolijk was, maar kon het ook betekenen dat ze iets weglachte. Wanneer men tongklikte, betekende het dat men misnoegen wilde tonen. Het was daarom heel belangrijk goed op te letten hoe iemand zich gedroeg.” Om de boodschap aan de juiste persoon door te geven, was er oogcontact en interesse van beide kanten nodig. Het bleef immers codetaal.
De traditionele klederdracht van Suriname
De angisa en de koto behoren tot op de dag van vandaag tot de traditionele Surinaamse klederdracht. Natuurlijk worden de kledingstukken nu anders gezien en worden ze vooral gedragen op de dag wanneer de herdenking van de slavernij plaatsvindt of op andere belangrijke gelegenheden. “Het is belangrijk dat we de angisa en koto blijven dragen, zodat het cultureel erfgoed in stand gehouden wordt”, aldus Stjeward-Schubert. Zo maakt Stjeward-Schubert zelf nog steeds angisa’s die met de tijd meegaan. “Ik maak zelf angisa’s met verschillende stoffen, patronen en vouwwijzen. Alle boodschappen die al bestaan, kunnen verwerkt worden in een moderne angisa. Dat is wat ik doe. De angisa is voor mij cultuur, kunst en mode in één.” Ook Arduin vindt het belangrijk dat het erfgoed en de identiteit van de Afro Surinaamse vrouwen blijft bestaan. “Voor mij geven de koto en de angisa de krachtige, creatieve vrouw in tijden van de slavernij weer. Zij hebben gruwelijke dingen moeten doorstaan, hard moeten werken en hebben een codetaal ontwikkeld door het dragen van een hoofddoek. Dat is niet niks”, sluit Arduin af.
Video via Youtube, Afrika Museum