De vergeten Dior: Expo zet Belgisch couturier Jules François Crahay in het voetlicht
bezig met laden...
Morgen opent in het Brusselse Mode & Kant Museum een tentoonstelling over de vergeten couturier Jules François Crahay, de Belg die naam maakte in de wereld van de Parijse haute couture vanaf de jaren 50. FashionUnited kon al een blik werpen op zijn leven en werk.
Over de persoon Crahay is eigenlijk weinig geweten, de expo richt zich daarom vooral op zijn ontwerpen voor Nina Ricci (1959-1963) en Lanvin (1964-1984). Net zoals tijdgenoot Cristóbal Balenciaga liep hij niet te koop met zijn privéleven en liet hij liever zijn creaties spreken. Dat wil niet zeggen dat hij destijds onbekend was, in tegendeel: in de speculaties over de opvolging van Dior, na diens overlijden in 1957, klonk zijn naam samen met die van Hubert de Givenchy. De Belg hoorde op dat moment thuis in het rijtje van gevierde Parijse couturiers, ook al had hij geen eigen huis op zijn naam.
De tentoonstelling toont in 13 thema’s de carrière van de Luikenaar, via silhouetten en de vele modereportages in de internationale pers. Want ook overzee was de ontwerper populair. Zoals toen gebruikelijk was, steekt Crahay regelmatig de oceaan over om licenties van zijn ontwerpen te slijten aan Amerikaanse warenhuizen. Voor automerk Chrysler ontwerpt hij dan weer 20 jurken om te matchen met het nieuwste model. Toch ging het hem voorheen niet altijd voor de wind.
Met de naald in de hand geboren
Jules François Crahay wordt in 1917 geboren, naar eigen zeggen ‘met de naald in de hand’. Van jongs af helpt hij immers in het modeatelier van zijn moeder. In de jaren 30 trekt hij twee jaar naar Parijs om er de kneepjes van het kleermakersvak te leren. Daarna keert hij terug naar Luik. Als hij tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangengenomen wordt, maakt hij in het kamp kostuums voor het theatergezelschap.
Niet lang na de bevrijding sterft zijn moeder en gaat de zaak verder onder de naam Jules Crahay. Enkele jurken uit deze periode vormen meteen de start van de tentoonstelling: aansluitend maar niet belemmerend. Ze getuigen dan al van zijn talent voor snit. Aangemoedigd door buitenlandse klanten verhuist de ontwerper naar Parijs om er in 1951 Maison Jane Régny over te nemen. Hij noemt het zelf een flop: na twee collecties gaat het bedrijf overkop.
De Nina Ricci-periode
Zijn Parijse debuut was Robert Ricci intussen niet ontgaan en Crahay kan meteen aan de slag als modeltekenaar bij het bedrijf van Roberts moeder: Nina Ricci. Hij creëert zelf ook enkele haute couture silhouetten, maar nog niet onder eigen naam. Langzamerhand krijgt hij meer verantwoordelijkheid en in 1959 wordt de eerste complete collectie van zijn hand gepresenteerd: vrouwelijke modellen met hoge taille en klokrokken. De perskritieken klinken lovend, vooral vanuit de VS. Hij wordt geprezen als dé nieuwe ster en de vergelijking met Dior valt. Het legt Nina Ricci geen windeieren: de verkoop boomt en overstijgt die van Balenciaga.
Crahay houdt niet van purisme. Hij biedt een jonge, vrolijke en draagbare mode, knap gemaakt maar fantasierijk. Met zijn speelse ‘Jeune fille’-lijn, die eveneens te zien is, richt hij zich op de jonge dochters van zijn publiek. Hij biedt een antwoord op de vrolijke jeugdigheid van de sixties. Ook beroemdheden weten zijn ontwerpen te smaken. De modebewuste (toen prinses) Paola ging in 1960 in een van zijn creaties naar het huwelijk van koning Boudewijn met Fabiola (zij trouwde in Balenciaga). Maar ook wereldsterren zijn er weg van. Het museum toont onder meer een outfit van Ingrid Bergman en de Oscar-jurk van Claudia Cardinale – vaste klant en zowat de belangrijkste ambassadrice van Crahays werk.
De Lanvin-periode
In 1963 wordt hij aangetrokken door Jeanne Lanvin, wat van hem meteen de bestbetaalde couturier in Parijs maakt. Midden jaren 60 wil Lanvin gaan verjongen en zien we een luchtigere stijl bij het oude huis. Doorheen de tentoongestelde ensembles zie je het theatrale van Crahays stijl terugkeren, de invloeden van folklore en exotisme, alsook het speelse. Zo toont het museum een felgele A-jurk en een zwarte tuniek met trompe-l'oeil van een handtas in goudkleurige pailletten.
Twee jaar na zijn aantreden wordt de haute couture collectie gehalveerd en gaat hij ook prêt-à-porter tekenen. In de jaren 70 neemt het aandeel daarvan verder toe. Prêt-à-porter betekent een vereenvoudiging van de snit, dus gaat Crahay zich toeleggen op de kwaliteit van de stoffen en motieven. Hij vindt daarvoor inspiratie in de kunst- en designwereld: de zeefdrukken van de Schotse graficus Eduardo Luigi Paolozzi en prints van Verner Panton sieren zijn jurken.
Na Yves Saint Laurents Collection Ballets Russes (1976) raakt het exotisme in de mode in full swing, ook Crahay houdt zich niet meer in. Niet alleen in de Amerikaanse musea raakt hij geïnspireerd, hij reist de wereld rond van Japan naar Mexico en India. Allemaal invloeden die de getoonde creaties duidelijk beïnvloed hebben. In Mumbai laat hij zelfs een eigen stof ontwikkelen. De geëxposeerde ‘poppenjurken-collectie’ is dan weer heel Andalusisch getint.
Laatste collectie
In 1984, zijn laatste jaar bij Lanvin, wint hij een derde keer de Dé d’or haute couture prijs, enkel Pierre Cardin deed ‘m dat na. Zijn laatste show is een eerbetoon aan Amerika, en voert ook enkele van zijn meest emblematische silhouetten op. Na de Lanvin-periode maakt Crahay voor zijn dood in 1988 nog drie collecties onder zijn eigen naam, voor de Japanse producent Itokin. Veel aandacht krijgt dat overlijden niet, op een mededeling in de pers na. Enkel Lacroix – die Crahay als een mentor beschouwde – droeg zijn volgende collectie aan hem op.
Een laatste exporuimte is gewijd aan de symbolische erfgenamen van Crahay: landgenoten die na hem aan de tekentafel gingen zitten bij gevestigde Parijse huizen. Stuk voor stuk hielden ze de traditie van het maison aan zonder hun eigenheid te verliezen. We zien een design van Martin Margiela voor Hermès en van Raf Simons bij Dior. Of de knalgele Courrèges-outfit van Nicolas Di Felice, gedragen door Angèle in de clip van ‘Bruxelles je ’t aime’. De cirkel is rond met een jurk van Olivier Theyskens voor Nina Ricci. Het was na Crahay al de tweede Belg voor het merk, maar die link werd door niemand gelegd - tot nu.
Onderzoek
Jules François Crahay liet geen archief na. Het Mode & Kant Museum voerde vijf jaar lang onderzoek naar zijn carrière samen met Denis Laurent - curator van de expo en Crahays biograaf. Doorheen de jaren kon het museum verschillende collectiestukken verwerven. Deze worden aangevuld met bruiklenen van onder meer het Parijse modemuseum Palais Galliera, het Musée des Arts décoratifs en Lanvin. De vijfenzestig silhouetten worden afgewisseld met schetsen, foto’s, films en archiefdocumenten. Er hoort een rijkelijk geïllustreerd boek bij de expo (uitgeverij Lannoo), meteen het eerste naslagwerk over de Belgische couturier – ook ideaal voor wie de expo moet missen.
Jules François Crahay. Back in the spotlight - 23/02 tot 10/11, Mode & Kant Museum, Violetstraat 12, 1000 Brussel, fashionandlacemuseum.brussels