• Home
  • Nieuws
  • Cultuur
  • Digitaal mode-erfgoed komt op snelheid: ‘een wens vanuit de museale sector’

Digitaal mode-erfgoed komt op snelheid: ‘een wens vanuit de museale sector’

Door Anna Roos van Wijngaarden

bezig met laden...

Scroll down to read more
Cultuur|ACHTERGROND
'To Die For' - afstudeerfilm waarin een Victoriaanse Jurk tot leven wordt gebracht Credits: Dylan Eno

Na een periode van hoopvolle, maar ook speculatieve gesprekken over digitale mode ontstaat er behoefte aan concrete antwoorden. Wat kunnen we binnenkort doen in de fygitale wereld, het speelvlak tussen digitaal en het echte leven, om de industrie vooruit te brengen. Een opvallend snelle reactie komt uit de cultuursector: digitale mode biedt mogelijkheden om erfgoed beter te bewaren, bestuderen en te presenteren aan publiek.

Door de misvatting dat digitale mode alleen voor online omgevingen is, worden kansen voor musea vaak over het hoofd gezien. Volgens Anne-Karlijn van Kesteren valt daar veel terrein te winnen. Ze is conservator bij het Design Museum Den Bosch, waar dit jaar voor het eerst in Nederland digitaal sieraden werden geëxposeerd. “We hebben ‘Screenwear’ zo vormgegeven dat de schermen vanuit allerlei kanten op je afkwamen. Daardoor lijkt het alsof de objecten recht voor je neus staan”. Het gemis van tactiliteit werd grotendeels goedgemaakt door slimme spiegels, waarmee bezoekers die objecten konden ‘dragen’. Van Kesteren noemt de ervaring “bijna fysiek”. Ze ziet in de immersieve beleving van digitale werken de toekomst van de erfgoedsector.

Van virtuele tentoonstelling naar fygitale beleving

De eerste stap richting digitaal mode-erfgoed in Nederland werd gezet in 2008, zo vertelt kunsthistoricus Bianca du Mortier aan FashionUnited, toen zij in het Rijksmuseum besloot om 250 topstukken online tentoon te stellen. “Het liep als een trein. De bezoeker kreeg een objectbeschrijving, inclusief datering, het materiaal en technische gegevens. Wie dat nog niet genoeg vond, kon een niveau dieper gaan.” Het leverde het Rijks een Dutch Design Award op, omdat je verder kon inzoomen dan in een echt museum met het blote oog. ‘Het lijkt alsof de bezoeker deze kwetsbare materialen zelf in handen heeft’, luidde het juryoordeel.

Vijftien jaar later is Du Mortier, inmiddels gepensioneerd, betrokken bij het volgende stadium Nederlands digitaal erfgoed via het project ‘Unlocking Fashion Heritage’ (ULFH). Het is een initiatief van Modemuze, een netwerk van musea en experts dat al sinds 2015 bezig is om modecollecties digitaal toegankelijk te maken. Coördinator Mila Ernst. “We beogen met ULFH honderd bijzondere objecten in 3D vast te leggen en te presenteren. Hopelijk voelt het dan alsof je vanuit je eigen huiskamer een beetje in het depot bent. Daarbij focussen we ons op de mogelijkheden om de stofuitdrukking en vorm van kledingstukken en accessoires zo goed mogelijk vast te leggen en deze vorm van digitalisering op te schalen.”

Een oude Victoriaanse jurk gedigitaliseerd. Credits: Dylan Eno

Nauwkeurige still óf dynamische replica

Volgens Suzanne Mulder, coördinator mode-innovatie bij het Centraal Museum en medeoprichter van 3D-studio PMS, zijn er grofweg drie technologieën waar musea mee experimenteren, met elk zijn voors en tegens. Een gescand, statisch 3D-model is een ‘object’ dat je in verschillende omgevingen kunt integreren, zoals de buitenlucht of een balzaal in kaarslicht. 360-graden fotografie, de meest toegankelijke voor musea omdat het gewoon in een fotostudio plaatsvindt, zit daarentegen vast aan een bepaald computerformat. “Je kunt er wel op inzoomen en van alle kanten naar het kledingstuk kijken, maar we kunnen er bijvoorbeeld geen avatar inzetten, omdat we geen informatie hebben van de patroondelen of de stoffen”, zegt Mulder. Dat is wel weer het geval bij een 3D-gemodelleerde model, de derde soort, waarbij je een fysiek kledingstuk natekent met een computersoftware. “Je tekent het handmatig uit – net zoals je dat zou doen als je een kledingstuk maakt – en ‘naait’ het stuk vervolgens digitaal in elkaar. Dat betekent dat je die platte patroononderdelen ook inzichtelijk kunt maken en het stuk een soort eeuwig leven kunt geven, omdat het altijd hermaakt kan worden. Doordat je extra informatie over bijvoorbeeld de stof kunt integreren in zo’n model, kan je het stuk ook dynamisch maken en een representatie genereren van menselijke beweging.” Op deze manier zijn al 18 stukken van de Utrechtse modecollectie tot leven gewekt. Waarheidsgetrouw zijn ze dan weer niet, “het zijn replica’s”.

Mode-erfgoed onder de loep, samen en op afstand

Met het oog op het doorgeven van ons nalatenschap, zijn er meerdere redenen om met digitale mode te experimenteren als museumsector. Mila Ernst: “Ik denk dat de waarde van 3D tweeledig is. Enerzijds zit het in het documenteren van museale voorwerpen. Dat is nu in 2D waardoor je nooit goed de zijkanten, achterkant, mouwinzet en totale vorm kan zien. Voor historische mode zie ik het digitaal reconstrueren van patroondelen nog niet zo snel als mogelijkheid, maar zo’n 3D-model biedt wel de mogelijkheid om in combinatie met patroonboeken te onderzoeken hoe een stuk in elkaar heeft gezeten. Bovendien biedt 3D de mogelijkheid om samen wereldwijd op afstand objecten tot in detail te bekijken en te onderzoeken. Zo kan de kennis over mode-erfgoed vanuit onderzoekers, makers, dragers, verzamelaars en brongemeenschappen bij elkaar worden gebracht en een nieuwe dynamiek krijgen.” Ook de imperfecte digitale versies die we al in het museum kunnen zien dienen volgens Ernst een functie. “Dan gaat het vooral over wat iedereen graag wil doen en wat normaal niet kan door de kwetsbaarheid: aanraken, aantrekken, dichtbij komen en het in een al dan niet historische context zien.”

Vooral de verwachtingen rondom kwetsbare collectiestukken zijn hoog. Via 3D-modellen kunnen conservatoren deze bijvoorbeeld ‘digitaal restaureren’, aldus Centraal Museum conservator Ninke Bloemberg. De expositie ‘Van Pasvorm tot Polygon’ bevatte bijvoorbeeld een fragiele japon uit 1892 die alleen nog maar plat mocht liggen in een vitrine. Suzanne Mulder en haar collega’s bij PMS hebben die via 3D-modellering gereconstrueerd: “In de expositie kun je het eerst op een lichaam zien, dan in een modeshow en tenslotte zie je hoe ontwerpers hierop hebben gereageerd.” Hoeveel historische stukken zo nog tijdig in helder daglicht kunnen worden gesteld, is moeilijk in te schatten. Bloemberg noemt het geval 5 tot 10 procent – een zeer grove schatting: “Soms wordt een japon met gleeën in de doos gevonden, aangetast door het metaal in de zijden stof. En in de praktijk lukt het niet om alle dozen na te lopen, dat gaat per project.”

3D-technologie voor mode is nog niet volwassen

Een ander voorbeeld van zo’n ‘geredde jurk’ is de groene japon in ‘To Die For’, de afstudeerfilm van 3D-designer Dylan Eno. In samenwerking met het Kunstmuseum Den Haag creëerde hij een bewegende weergave van een Victoriaanse jurk die is geverfd met het giftige materiaal arseen. Hij nam ruim drieduizend foto’s via fotogrammetrie. “Dat wordt in de museumwereld nog weinig gebruikt,” zegt de jonge designer over de techniek, “en bij modehuizen heb ik het nog helemaal niet gezien.” Dat heeft volgens Eno ook een financiële verklaring: “Het omzetten naar een 3D-model kost nog zoveel rekenkracht, dat je het over enorme wachttijden hebt.” Door intensief datagebruik stelt hij ook de vraag of digitaal erfgoed wel duurzaam kan zijn. Hij maakt daarin onderscheid tussen dataverkeer en dataopslag. “Data opslag kan online op servers, maar ook offline op schijven zijn die geen constante energiebron nodig hebben. Voor het dataverkeer zelf zijn een hoop servers nodig die telkens de data van de host naar de consument versturen. Hiervoor worden datacenters aangelegd, wat geen milieuvriendelijke plekken zijn. Daarom moeten we 3D-bestanden op het internet zo klein mogelijk houden, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit. Dat vraagt om slimme optimalisatietrucjes en dat is nog een vraagstuk.”

De toepassing van digitale mode-ontwikkelingen op museaal erfgoed vraag bovendien om een speciale, kritische werkwijze. Zo is de pasvorm belangrijk voor een waarheidsgetrouwe weergave, vertelt Bianca du Mortier. “De meeste kleren in het rijksmuseum zijn op maat gemaakt, dus als je gaat digitaliseren moet je zorgen dat het lichaam waarop je fotografeert correct is.” En dat lichaam verandert nog al met de tijd. Du Mortier geeft het 18e-eeuwse korset als voorbeeld. Daardoor hadden vrouwen een hele rechte rug, zaten borsten hoger dan nu en viel een japon dus ook anders. Om die reden werken sommige musea voor iedere periode met andere poppen of worden ze ‘opgevuld’ voor de 3D-scans van die exemplaren. du mortier weet uit ervaring bij het rijksmuseum hoe tijdrovend dat is: “Wij deden er met twee mensen vaak een hele dag over om één kostuum op de pop te zetten.”

Vervolgstappen richting digitaal erfgoed

In die zin zijn mensen, niet de techniek, de grootste uitdaging in de opschaling van digitaal mode-erfgoed. Mila Ernst. “Er is tijd en menskracht nodig om kwetsbare collecties voor te bereiden voor digitalisering: het beoordelen van de toestand van het kledingstuk, het eventueel conserveren en het historisch correct op de pop zetten. Als je dan denkt aan de omvang van de modecollecties van musea in Nederland en Vlaanderen, kunnen we al voorzien dat 3D niet op grote schaal zal worden ingezet in de nabije toekomst.” Het Centraal Museum alleen al telt tienduizendmode-objecten.

Ook op het gebied van educatie is behoefte aan mankracht. Suzanne Mulder ervaart dat zo bij de academies waar ze mee samenwerkt. “De mensen die een ideologische drive hebben om dit naar buiten te brengen, worden vaak geen docent, maar gaan bijvoorbeeld bij de modehuizen werken.” Ze hoopt bovendien dat dat culturele instellingen vaker toegang verlenen tot hun collecties, zodat studenten ook de kwetsbare stukken en historische patroondelen kunnen leren onderzoeken voor digitalisering.

Digitaal erfgoed zoals het nu is kan beter, duurzamer, preciezer en verder onderzoek is essentieel, maar er zit ook een stuk urgentie in het snel opschalen ervan. Zo besloot het British Museum naar aanleiding van wéér een serieuze diefstal dat de hele collectie moet worden gedigitaliseerd. Met de technologie van nu zou dat vijf jaar duren en – al lopen die museumstukken nergens naartoe – dat kan sneller.

Digitale mode