De baan van… Madelief Hohé, conservator mode en kostuum bij het Kunstmuseum Den Haag
bezig met laden...
Van de jurken van Audrey Hepburn en de romantische mode uit de tijd van Downton Abbey, tot de aanstaande (geheel zwarte) tentoonstelling over Balenciaga: Madelief Hohé is dagelijks in aanraking met mode, vaak ook letterlijk. Naast het feit dat Hohé zichzelf een ‘bofkont’ noemt omdat ze elke dag met mooie dingen mag werken, moet ze als conservator mode en kostuum onder andere goed kunnen schakelen, over een organisatietalent beschikken en voorbereid zijn op fysiek zwaar werk.
Wat houdt een baan als conservator precies in en hoe ziet een gewone doordeweekse dag eruit voor de modeconservator van het Kunstmuseum? FashionUnited vroeg het haar.
Wat was je opleiding? Wat was het moment waarop je dacht: ‘Ik wil de modebranche in’?
“Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd in Leiden. Hier heb ik bewust voor gekozen, omdat ik me daar kon specialiseren in kunstnijverheid en modegeschiedenis. Ik vond musea en mode altijd heel leuk; ik speelde ‘museumpje’ als kind en ik hield met vriendinnen vaak modeshows. Toen ik erachter kwam dat je mode met musea kon combineren, wilde ik daar meer van weten. Toen ik op mijn zestiende in Palais Galliera in Parijs (waar ik nu mee werk) een modetentoonstelling bezocht, wist ik zeker dat ik daar zelf iets mee wilde doen. Ik heb mij in mijn studie daarop gefocust, stages gelopen die iets met mode en musea te maken hadden en ben uiteindelijk bij het Kunstmuseum Den Haag terechtgekomen.”
Hoe zag je loopbaan eruit?
“De maandag nadat ik mijn studie in Leiden had afgerond, begon mijn stage, een summer internship, bij The Costume Institute in New York - een intense maar ook hele leuke tijd. Ik heb tijdens mijn studie ook stage gelopen bij het Kunstmuseum Den Haag en bij het Museum voor Oudheden in Leiden. Dat laatste was met middeleeuws textiel, waar ik elke ochtend in het depot waar alle mummies lagen de spullen die ik nodig had voor mijn werk moest halen. Na mijn stages had ik een jaar lang verschillende baantjes - ik werkte onder andere bij een tijdschrift van ANWB en bij een juwelier - mijn idee was dat ik overal wel wat nuttigs leerde. Ik kon op een gegeven moment bij een kunsthistorisch organisatiebureau in Amsterdam een paar jaar aan de slag als kunsthistoricus. Daarna werd ik aangenomen bij een baan bij de modeafdeling in het Kunstmuseum Den Haag - en ik ben eigenlijk nooit meer weggegaan.”
Wat houdt je functie precies in?
“Je draagt zorg voor een afdeling en een collectie. Ik hoor bij de afdeling mode- en kostuum. Daar vallen ongeveer 60.000 objecten onder. Je stuurt een team aan, bestaande uit onder andere collectiemedewerkers en medewerkers van het atelier en de afdeling restauratie. Zonder hen kan ik niks; je kunt bijvoorbeeld niet een kostuum opstellen als het niet gerestaureerd is.”
“Je pakt, zoals bij een bibliotheek, steeds stukken uit de collectie om een tentoonstelling mee te maken. Dan spreek je met de directie af welk jaar je welke tentoonstelling gaat doen, en daarnaast ben je bij ons als projectleider verantwoordelijk voor de hele organisatie van de tentoonstelling. Hier heb je ook weer veel mensen voor nodig die zich bezighouden met zaken als de bouw of vormgeving, en je hebt soms een collega-museum nodig als je bruiklenen nodig hebt. Je bent dus heel organisatorisch bezig en tegelijkertijd loopt het werk met de collectie ook gewoon door. Je product is dan: de tentoonstelling en de bijbehorende catalogus die meestal ook wordt gemaakt en daarnaast werk je met het team aan de collectie in het depot, om ervoor te zorgen dat deze op orde is.”
Hoe ziet een doorsnee dag er voor jou uit?
“Ik begin altijd met een to-do lijstje, dat aan het einde van de dag meestal niet af is: het loopt altijd anders. Wij zijn nu bezig met de opbouw van de tentoonstelling (Balenciaga: Meesterlijk zwart, red.) dus ik zit vandaag veel dingen achter mijn bureau te regelen. Ik heb contact met het team dat de bouw gaat doen, en ben veel aan het overleggen met het Parijse museum waarvan wij bruiklenen ontvangen. Daarna is het de bedoeling dat we de bruiklenen gaan aankleden, samen met de collega’s van het archief van Balenciaga en Palais Galliera uit Parijs, omdat deze collectie volledig uit bruiklenen bestaat.”
Hoe ontstaat het idee om een bepaalde tentoonstelling op te zetten?
“De collectie die we al hebben en heel graag willen laten zien is altijd de basis, maar soms kunnen er ook samenwerkingen zijn met een ander museum - als het maar een link heeft met onze eigen collectie. Vanuit de modeafdeling maken we één grote tentoonstelling per jaar. Hierbij proberen we een balans te vinden tussen grote namen uit de modegeschiedenis, maar ook meer anonieme collectiestukken te laten zien door middel van een thema tentoonstelling.”
Kun je een paar voorbeelden noemen?
“Het idee voor de tentoonstelling To Audrey with Love (te zien van 2016 tot 2017) ontstond nadat we werden benaderd door de assistent van Monsieur Hubert de Givenchy. Toen heb ik gevraagd of wij niet met hen een tentoonstelling konden maken, en is het snel gegaan, ook omdat modeontwerper Hubert de Givenchy zelf heel graag wilde meewerken aan het project, een ode aan zijn goede (deels Nederlandse) vriendin Audrey Hepburn en hij wilde dit liever morgen dan over drie jaar. Voor de aanstaande tentoonstelling Balenciaga: Meesterlijk zwart hebben we 65 bruiklenen gekregen. Balenciaga lenen is al heel bijzonder, dus dit is een waanzinnige kans.”
Hoe worden de kwetsbare kledingstukken getransporteerd?
“We hebben zelf voor een ander project kisten laten maken, die een beetje op Louis Vuitton koffers lijken, waar losse dozen in kunnen. Deze hergebruiken we voor het transport van kleding, wat per vliegtuig of met een vrachtauto plaatsvindt.”
Waar krijg je inspiratie van?
“The Metropolitan Museum of Art in New York heeft altijd hele spannende tentoonstellingen op het gebied van mode en er gebeurt altijd iets nieuws in de mode-industrie, wat samenhangt met wat er in de maatschappij gebeurt. Je kunt dit ook koppelen aan hoe iets in het verleden was. Als je zowel verschillen als overeenkomsten kunt laten zien tussen het heden en het verleden, benut je een collectie naar mijn idee goed. Als het iets doet met jezelf als bezoeker, kijk je ook beter.”
Wat is het leukst aan je job?
“Ik vind mezelf een bofkont dat ik elke dag met mooie dingen mag werken. Het werk voelt ook nuttig: het doet ertoe dat je met erfgoed werkt en steeds meer informatie kunt toevoegen aan de collectie en uiteraard ben ik enorm trots op alle restauraties die aan de collectie worden gedaan door onze restauratieafdeling. Verder is geen dag hetzelfde. Je bent praktisch bezig, maar mag ook heel creatief denken. Soms werk je met hele grote groepen, en op andere momenten ben lekker in je eentje in het depot heel gespecialiseerd bezig of doe je onderzoek. Die afwisseling gaat nooit vervelen. Het is ook projectmatig werken, want je werkt ergens naartoe, en zet er dan een streep onder: klaar. En weer door. Je werkt altijd aan een project (tentoonstelling), maar tegelijkertijd heb je ook de zorg voor een collectie. Onderzoek is een van m’n lievelingstaken. Hoe meer je weet, hoe meer je je realiseert dat je niet zoveel weet; daardoor blijf je nieuwsgierig.”
Wat zijn de minder leuke aspecten van je job?
“Het is fysiek best zwaar, je bent constant in beweging en soms zware dingen aan het tillen of sjouwen. Sommige weken zit je hele dagen in het depot, zonder daglicht.”
Op welk project kun je echt trots zijn?
“Op de tentoonstelling: Haute Couture: Voici Paris, die in 2010 te zien was in het Kunstmuseum. We hebben in Parijs onze eigen fotografie geproduceerd, en er waren veel belachelijke adrenaline momenten. Ik ben ook heel trots op de tentoonstelling Romantische mode (Mr. Darcy meets Eline Vere) die we geheel uit eigen collectie over de 19e eeuw hebben gedaan en heel veel voor gerestaureerd hebben; door al deze restauraties hebben we met dit project ook echt onze collectie verbeterd.”
Hoe ben je buiten je werk om bezig met kleding en mode?
“Ik probeer veel tentoonstellingen te bezoeken. Het hele team is ook veel bezig met mode, we sturen elkaar constant foto’s van bepaalde items op Instagram of uit boeken. Ik probeer zelf om vooral niet te veel kleding te kopen, maar het is niet zo dat ik een altijd een soort ‘uniform’ draag als ik aan het werk ben. Daarvoor vind ik mode veel te leuk, ik hou van afwisseling.”
Heb je tips voor degenen die in jouw voetsporen willen treden?
“Voor elke museumbaan geldt: je moet heel hard werken, en proberen meer te doen dan nodig is. Probeer ook stages te doen die aansluiten bij jouw interessegebied. Als mensen hun vak echt leuk vinden, vinden ze het altijd leuk om met je in gesprek te gaan. Stel dus vooral vragen aan anderen die werk doen wat jij leuk vindt. Verder leer je ook door veel te lezen, veel te kijken en tentoonstellingen te bezoeken.”