De impact van UPV op de Europese mode-industrie: in gesprek met Reg Nelemans
bezig met laden...
De Europese mode-industrie staat aan de vooravond van grote veranderingen. Met de invoering van Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV), zoals die door de Nederlandse Rijksoverheid voor 2025 is vastgesteld, worden modebedrijven verantwoordelijk gehouden voor de volledige levenscyclus van hun producten. Dit ambitieuze beleid vereist dat 55% van alle op de markt gebrachte kleding circulair of herbruikbaar is, waarvan 30% uit hergebruik en 25% uit circulaire materialen moet bestaan. Hoewel de UPV aanzienlijke uitdagingen met zich meebrengt, biedt het ook unieke kansen voor innovatie en samenwerking. Wat betekent de UPV voor modebedrijven?
De UPV legt een grote administratieve en financiële druk op modebedrijven. Vanaf 2025 moeten bedrijven een heffing van 23 cent per kilo geïmporteerde of geproduceerde kleding betalen. Dit vraagt om een transparant systeem waarin precies wordt bijgehouden wat er wordt geproduceerd, inclusief het gewicht en de samenstelling van elk kledingstuk. Voor bedrijven met complexe productieketens is dit een ingrijpende verandering. Daarnaast stelt de UPV strenge eisen aan het gebruik van circulaire materialen en het recyclen van kleding. Bedrijven die niet voldoen aan de gestelde normen riskeren boetes of andere sancties. Hoewel de handhaving nog in ontwikkeling is, benadrukt de wetgeving dat non-compliance niet zonder gevolgen blijft.
FashionUnited sprak Reg Nelemans, eigenaar van FashionPower, over waar de kansen en moeilijkheden achter het UPV beleid liggen.
Circulariteit: obstakels en kansen
De overgang naar een circulaire mode-industrie wordt bemoeilijkt door afhankelijkheden van materialen zoals katoen, dat ondanks zijn natuurlijke oorsprong en reputatie als duurzaam materiaal, niet circulair is, vertelt Nelemans. Het productieproces van katoen vereist enorme hoeveelheden water en chemicaliën, wat het een veel minder duurzame keuze maakt dan vaak wordt gedacht. Polyester, vooral gerecycled polyester, biedt daarentegen sterke voordelen voor circulariteit. Het kan eindeloos worden hergebruikt zonder kwaliteitsverlies en biedt bovendien mogelijkheden voor innovaties, zoals het gebruik van koffiedik en kleurpigmenten in de textielproductie, met grote milieubesparingen als gevolg. Zoals Nelemans in een vorig interview belichtte: “Katoen heeft een groot verleden, polyester een grote toekomst”.
Toch blijft de adoptie van circulaire processen traag, vindt hij. Veel bedrijven worstelen met de transitie vanwege hogere investeringskosten en onzekerheid over consumentengedrag. Daarnaast ontbreekt vaak de technische kennis en soms de wil om circulaire materialen op grote schaal te implementeren. “We weten goed dat we grote stappen moeten zetten, maar niemand wil de eerste zijn.”
Een gezamenlijke inspanning
De implementatie van de UPV vraagt daarom om samenwerking tussen drie kernspelers: overheid, onderwijs en ondernemers. Overheden moeten duidelijke richtlijnen en ondersteuning bieden, terwijl het onderwijs innovatie en vooral bewustwording kan stimuleren. Ondernemers moeten proactief investeren in alternatieven en processen die aansluiten bij de circulaire eisen, en “moeten vooral elkaar blijven steunen en helpen om die volgende stap te kunnen zetten”.
Bewustwording bij consumenten speelt ook een cruciale rol. Zonder een verschuiving in consumentengedrag blijft de vraag naar goedkope, niet-duurzame mode hoog, wat circulaire initiatieven lastig maakt. Hier ligt een taak voor zowel bedrijven als het onderwijs en de overheid om consumenten beter te informeren over de impact van hun keuzes.
De invoering van de UPV is een erg belangrijke stap richting een duurzamere mode-industrie, maar de weg naar circulariteit is lang en vol uitdagingen. Bedrijven die nu investeren in circulaire materialen en innovatieve processen kunnen niet alleen voldoen aan de eisen van de UPV, maar ook een concurrentievoordeel behalen in een steeds bewuster wordende markt.
Zoals Nelemans het ziet: veel meer samenwerking en een proactieve actiebereidheid zijn hierbij essentieel om de doelen van 2025 en verder te realiseren. “We kunnen het veel beter doen dan wat we deden en met gepast volume wordt het ook betaalbaar.”