Duurzaamheid verduidelijkt: Hoe global warming en de mode-industrie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn
bezig met laden...
De opwarming van de aarde, global change, klimaatverandering... we lezen of horen de begrippen op dagelijkse basis, maar wat is het nu eigenlijk? En wat heeft de mode-industrie daar mee te maken?
In deze reeks nemen we je mee in de wondere wereld van de milieuwetenschap. In elk artikel wordt een belangrijk thema gerelateerd aan ‘duurzaamheid’ toegelicht. We zoomen uit naar het grotere plaatje om daarna meer in detail te kijken hoe deze complexe begrippen gelinkt zijn aan de mode-industrie.
Deze keer hebben we het over… global warming.
‘Global warming’, wat is het?
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen ‘global change’ (veranderingen op wereldschaal) en ‘klimaatverandering’. Dat laatste is slechts één voorbeeld van de vele veranderingen op onze planeet die we kennen en valt samen in het rijtje van met voorbeelden als ‘biodiversiteitsverlies’ en ‘stikstofaanrijking’.
Globale veranderingen zijn niet nieuw. Denk maar aan de ‘continentendrift’: de werelddelen zoals we ze nu kennen, bestonden miljoenen jaren geleden nog niet in die vorm maar kleefden aan elkaar. Die bewegingen hebben weliswaar miljoenen jaren nodig gehad om plaats te vinden. Zulke veranderingen hadden erg veel impact, maar waren traag, terwijl de huidige klimaatverandering veel sneller gebeurt. Twee belangrijke kantelpunten zorgden voor die stroomversnelling, waardoor we de wereld nu voor onze ogen kunnen zien veranderen.
Het eerste kantelpunt vinden we bij de industriële revolutie. Die zorgde er in de achttiende eeuw voor dat we voor zware arbeid heel wat minder afhankelijk werden van menselijke en dierlijke krachten omdat machines dit konden overnemen. Daarnaast leidde de productie van kunstmeststoffen in het begin van de twintigste eeuw tot een enorme toename in productiviteit van de landbouw.
Samen met een algemene vooruitgang in de medische wetenschap, zorgden deze “revoluties” er voor dat we meer monden konden voeden, en beter én langer konden leven. De bevolkingsgroei explodeerde, en dat had gevolgen… Want meer mensen betekent meer CO2.
Oh nee, CO2?
Mensen leven. We verplaatsen ons, verwarmen onze huizen, steken het licht aan,… en we gebruiken daarvoor fossiele brandstoffen (aardolie, gas, steenkool, bruinkool). De enorm toegenomen bevolking én het gebruik van steeds meer machines (industriële revolutie) zorgden ervoor dat we steeds méér fossiele brandstoffen zijn gaan verbranden. En die veroorzaken nu net de stijgende CO2-concentraties… die op hun beurt weer leiden tot de opwarming van de aarde. Ook de voedingsindustrie en het gegeven dat we de voorbije 100 jaar steeds meer vlees zijn gaan eten hebben een belangrijke bijdrage aan de broeikasgasuitstoot. Bij het kappen van bossen om plaats te ruimen voor (voeding voor) vee komt heel wat CO2 vrij. (Planten en bomen hebben gedurende tientallen miljoenen jaren CO2 uit de atmosfeer gehaald en opgeslagen. We verbranden die CO2 nu en die komt allemaal op zéér korte tijd terug in de atmosfeer terecht.)
Het broeikaseffect: niet enkel CO2 warmt de aarde op
Iets meer dan de helft van de opwarming van de aarde wordt veroorzaakt door de toename van CO2 dankzij het fameuze ‘broeikaseffect’. Naast CO2 zijn ook methaan en stikstofoxide belangrijke broeikasgassen omdat ze per molecule méér opwarming veroorzaken. Methaan komt vooral uit de landbouw (runderen zijn herkauwers en stoten methaan uit bij het verteringsproces bijvoorbeeld). Stikstofoxide komt eveneens in de landbouw voor maar ook in industrie en verkeer.
Broeikasgassen zorgen ervoor dat de aarde warmte beter bijhoudt. En dat is maar goed ook. We weten dat de gemiddelde temperatuur op aarde zonder broeikasgassen meer dan 30 graden lager zou liggen dan nu. En dus zou onze planeet voor een groot deel onleefbaar zijn. Maar… de concentratie broeikasgassen is de laatste jaren enorm omhoog geschoten, waardoor er veel meer warmte wordt vastgehouden.
Dit ‘broeikaseffect’ heeft meer gevolgen dan enkel de opwarming van de aarde. De verwachte toename in extreem weer (droogte, hittegolven, hoosbuien,...) is maar één van de consequenties. Hele ecosystemen worden door de klimaatverandering onder druk gezet, er zijn verschuivingen in seizoenen, impacten op zoet water, een druk op de landbouw, een stijgende zeespiegel, smeltende gletsjers, overstromingsgevaren voor laaggelegen gebieden, meer sterfte door extreme warmte, economische gevolgen, uitdroging, oorlogen, klimaatvluchtelingen,...
En het grootste gevaar? Dat noemen klimaatwetenschappers de ‘sneeuwbaleffecten’. Er zijn veel mogelijke ‘positieve feedbacks’ die we nog niet allemaal kennen, maar waarvan geschat wordt dat ‘eens ze in gang worden gezet, ze nog moeilijk tegen te houden zijn’. Zoals een bal die je over een kleine helling duwt en in een diep dal terechtkomt. Om die bal terug over de helling te krijgen, moet je véél harder duwen dan om die initieel in beweging te krijgen.
Het gevaar dat de wereldwijde stijging van temperatuur hoger uitvalt dan 1,5-2 °C is er… en klimaatwetenschappers vrezen dat we dan in een ‘hothouse earth’ terechtkomen waar we nog moeilijk uitgeraken.
Dus die 1,5 °C, hoe zit dat?
In 2015 werd door de wereldleiders op het Klimaatakkoord van Parijs dan ook afgesproken dat de opwarming van onze planeet beperkt moet blijven tot 2 graden (en liefst 1,5 °C) ten opzichte van voor het industriële tijdperk. De grens van 1,5 is een belangrijke omdat het punt is waarop de klimaateffecten dus steeds schadelijker zullen worden voor de mens en de planeet. En sommige van die effecten zijn ook onomkeerbaar.
Helaas neemt de kans op een snellere opwarming van de aarde steeds toe. De Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) kondigde in mei 2022 aan dat er 48% kans is dat we nog voor 2027 al aan die 1,5 graad opwarming zitten. (De jaren ervoor ging men er vanuit dat die kans eerder klein was.)
En kunnen we het nu over mode hebben?
Er klinkt een sterke oproep naar industrie, overheden, consumenten, wij allen om een maximale inspanning te doen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. De mode-industrie heeft daar dus ook een rol in te spelen.
Volgens de Ellen McArthur Foundation (A New Textiles Economy: Redesigning Fashion’s future) is de totale broeikasgasuitstoot door textielproductie op jaarbasis méér dan die van alle internationale vluchten en zeevaart samen (1,2 miljard ton per jaar).
De mode-industrie stoot heel wat broeikassen uit tijdens de productiefase, maar daarnaast is het ook een internationale sector die pakjes en containers overheen de hele wereld stuurt om kleding vanuit de producerende landen (vaak het Verre Oosten) tot bij de winkels en klanten te krijgen. En dan hebben we het nog niet gehad over de hoeveelheid pakjes die we tijdens het online shoppen dagelijks bestellen en terugsturen.
Volgens het European Environment Agency (EEA) genereert de productie van textiel ongeveer 15-35 ton CO2-equivalent per ton geproduceerd textiel. Kleding-, schoenen en huishoudtextiel staat in de EU op de vijfde plaats van broeikasgasuitstoot. Dit is meer uitstoot dan o.a. : recreatie & cultuur, drank, gezondheid, restaurants & hotels en communicatie (Figuur 3 van EEA hieronder).
Niet alleen het verbruik van fossiele brandstoffen bij het maken en vervoeren van onze kleding leidt tot een toename van CO2, ook ontbossing draagt hieraan bij. Bomen slaan koolstof op, maar als je ze verbrandt, komt die koolstof dus ook terug vrij. Bij het kappen van bomen gaan de wortels rotten en het organische materiaal wordt omgezet in CO2 en methaan… wat dus opnieuw leidt tot meer broeikasgasemissies. Telkens we dus ruimte moeten maken om vee te telen (zowel voor voeding als voor leder) of om bijvoorbeeld katoenplantages aan te leggen, heeft dit dus een effect.
Heel wat modebedrijven zetten daarom nu ‘Science Based Targets’ (SBT’s) uit. Dit kadert in een initiatief van CDP, UN Global Compact, WRI en het WWF waarbij bedrijfsdoelen worden gezet om binnen de 2°C stijging te blijven. Bedrijven starten met het meten van hun CO2-voetafdruk (Carbon Footprint) om een beter beeld te krijgen waar hun grote impacten zitten en hoe ze die kunnen verlagen. Vervolgens zetten ze concrete doelen voor hun korte- en langetermijnstrategie voor uitstootvermindering.
Tot slot is het belangrijk om niet alleen naar de industrie te kijken, maar ook naar de mode-consument. We denken dan spontaan aan hoe we onze impact kunnen verlagen door minder te wassen, strijken of de droogkast te gebruiken, te wassen op lagere temperaturen maar ook door langer onze kleding te koesteren. Het is toch te jammer om een kledingstuk waar zoveel grondstoffen en fossiele brandstoffen voor nodig zijn geweest al weg te gooien na een paar draagbeurten?
"Het binnen de perken houden van klimaatopwarming, onder +2 °C en als het kan onder +1.5 °C, is erg belangrijk omdat wetenschappers uit allerlei domeinen inschatten dat de negatieve gevolgen voor mens en natuur zeer groot worden boven die grenzen. Elke sector zal een stevige inspanning moeten doen, dus ook de mode-industrie. Dat is niet alleen nodig, het is ook nuttig op langere termijn voor de sector zelf, bvb. doordat energiekosten kunnen worden gereduceerd."
"Er is werk aan de winkel. De kledingsector is erg verspillend: er wordt amper afgedankte kledij gerecycleerd (< 1 procent), en niet-verkochte producten worden nog te vaak simpelweg vernietigd door verbranding. Bovendien kopen we steeds meer kleding, in de VS bijvoorbeeld 3x meer dan in de jaren ‘60. Fast fashion is een kleine ramp voor het milieu. Hoewel het niet erg aantrekkelijk klinkt, is de beste ‘klimaatmaatregel’ eenvoudig genoeg het minder kopen van nieuwe kleding. Andere mogelijkheden tot vergroenen: bewust kijken naar de stoffen die gebruikt worden, waarbij dierlijke producten als wol en zijde grosso modo een hogere klimaatimpact hebben dan plantaardige zoals vlas, hennep en katoen. Verder: meer recycleren en herbruiken. Tenslotte: kleding minder of niet in de droogmachine steken of strijken, omdat beide energieverslindende activiteiten zijn. Mogelijk zijn duidelijke aanduidingen op kleding over de voetafdruk op vlak van klimaat en/of milieu nuttig voor bewustwording, hoewel moet vermeden worden dat ‘greenwashing’ (iets verkopen als milieuvriendelijk terwijl het dat eigenlijk niet is) consumenten aanzet om toch vooral ‘meer’ te kopen."
Dit is een bijdrage van Jasmien Wynants, experte duurzame mode. Jasmien helpt de mode-industrie verduurzamen door middel van advies en begeleiding rond circulair en verantwoord ondernemen. Ze geeft ook workshops, trainingen, talks en meer rond het onderwerp.