• Home
  • Nieuws
  • Mode
  • Duurzame modematerialen in 2050: een zakelijke uitdaging op basis van vertrouwen

Duurzame modematerialen in 2050: een zakelijke uitdaging op basis van vertrouwen

Door Anna Roos van Wijngaarden

bezig met laden...

Scroll down to read more
Mode
Het Material Symposium van Fashion for Good Credits: Fashion for Good

Het moest er een keer van komen met een innovatieplatform van 183 startups en scale-ups. Op 20 maart opende Fashion for Good zijn deuren voor een selectie innovators om hun materialen te presenteren aan ruim 150 bezoekers. Ze moeten de textiel- en mode-industrie drastisch gaan verduurzamen – met gelijkwaardige kwaliteiten, voor een competitieve prijs, en op schaal.

De verwachtingen zijn hooggespannen in de hoofdzaal van het monumentale pand aan het Rokin: op de planning staat een ‘symposium’, officieel een bijeenkomst voor onderzoekers om hun projecten te presenteren en kennis uit te wisselen. Fashion for Good geeft daar een commerciële twist aan, door ook de pers, merkpartners zoals PVH en stakeholders zoals ZDHC en OCA uit te nodigen. Met de beste bedoelingen: de voetafdruk van textielproducten wordt grotendeels bepaald door materiaalkeuzes. Het symposium biedt duurzame alternatieven een podium.

Fashion for Good hield al besloten symposia over sorteren (te Amsterdam in 2022) en processing (tijdens ITMA in 2023). Deze materialeneditie is nadrukkelijk voor de pers bedoeld. Directeur Katrin Ley begint met een eerlijke noot: “Veel innovators in de zaal verschenen onlangs in de media door grote hoogte- en dieptepunten.” Ze roepen vragen op over de realistische toekomstscenario's van duurzame mode. Het symposium moet hier door middel van vijf panels en een tentoonstelling inzicht in geven.

Katrin Ley van Fashion for Good Credits: Fashion for Good

Veel vraag naar duurzaam materiaal

Het symposium wordt afgetrapt door Innovation Director van Fashion for Good Georgia Park met een “Raw Material Innovation Roadmap”: een overzicht van wat er nodig is om duurzame materialen voor textiel en mode op te schalen. “Materialen kunnen een merk maken of breken en ze zijn cruciaal in de weg naar net zero.Het goede nieuws is dat merken dit ook zien en dat zij toezeggingen doen. De vraag is er.” Duurzame innovatie moet komen vanuit bestaande materialen [16 procent van de beoogde CO2-reductie voor 2050], zoals gecertificeerd katoen, en nieuwe “Next Gen Materials” [13 procent], zoals vezel-tot-vezelrecycling.

Dat betekent niet dat deze materialen binnenkort geproduceerd, verwerkt en afgenomen worden. Op dit moment bedraagt de categorie “Next Gen” materialen minder dan één procent van de mondiale vezelproductie. Uit eigen analyses concludeert Fashion for Good dat dit kan doorgroeien tot 13 procent, met een capaciteit van 18,6 miljoen ton . Dit kan worden bereikt door het opschalen van alternatieve natuurlijke vezels en low impact manmade cellulosics (MMCF’s), dierlijke vezels en (plasticvrije) leeralternatieven, geavanceerde mechanische en chemische recycling, en biosynthetics.

Park: “De weg naar het opschalen van impactvolle materialen is niet eenvoudig in het huidige macro-economische klimaat, waarin de financiering beperkt is. ‘Business as usual’ werkt niet voor nieuwe materiaalinnovaties.” Ze beschrijft het pad naar 2030 als een gedeelde verantwoordelijkheid voor innovators, de industrie en het systeem [beleidsmakers].

Renewable carbon

Synthetische vezels vormen met een geschat aandeel van 65 procent de ruggengraat van de textiel- en mode-industrie. Het gros is afkomstig van aardolie en slechts een klein deel is gerecycled PET (11 procent), gerecycled polyamide (PA) (0,1 procent) of biosynthetisch (0,1 procent). Naarmate duurzame doelstellingen naderen, zal de vraag naar koolstof voor textiel alleen maar stijgen. Daarom is de transitie van fossil-based naar bio-based, CO2-based en gerecyclede synthetische vezels zo belangrijk. Met die conclusie opent Michael Carus, CEO van het Nova Institute en founder van het 65-ledige Renewable Carbon project, het gesprek. In het scenario van Nova voor 2050 zijn synthetische vezels op basis van fossiele grondstoffen volledig van de baan.

De vooruitzichten voor biobased polymeren zijn veelbelovend, met een gemiddeld jaarlijks groeipercentage van 17 procent tussen 2018-2028 (vooral door innovatie uit Azië), al is fashion niet de drijvende industrie. Het gaat om sterk uiteenlopende polymeren die het, zoals Adidas’ innovatiedirecteur James Tarrier stelt, niet allemaal zullen redden. “Er zullen winnaars en verliezers zijn.” Biologisch afbreekbare textielvezels zoals polylactic acid (PLA) en polytrimethylene terephthalate (PTT) worden nauwlettend in de gaten gehouden, door toenemende zorgen over microplastics. Biosynthetics krijgen een speciaal plekje in het symposium. Ze worden gemaakt met biomassa of met door micro-organismen uitgevoerde processen en kunnen niet-hernieuwbare polymeren zoals nylon, polyester en polyurethaan (PU) vervangen.

Alleen biopolymeren zijn niet voldoende voor de koolstoftransitie. Carus is ‘100 procent zeker’ dat CO2-based textiel een groot onderdeel wordt van de oplossing en gerecyclede vezels moeten de grootste categorie gaan vormen. ‘s Werelds grootste chemische producent BASF koerst hier ook op af. Of er voldoende feedstock overblijft voor de mode-industrie, valt nog te bezien, aldus woordvoerder Tobias Bastian Schwab die virtueel in het panel zit. “Inzamelingssystemen zijn enorm onderontwikkeld en andere industrieën, zoals verpakkingen en mobiliteit, komen eerst.”

Van het ideaal closed loop recycling moeten we ook niet te veel verwachten, stelt Carus van het Nova Institute. Biopolymeren zijn op dit moment nog sterk gefragmenteerd (de presentatie omvat 17 soorten) en voor effectieve recycling zijn grote hoeveelheden feedstock nodig. Een realistischer scenario is dat de afvalstromen van andere industrieën zullen komen.

Er wordt gesproken over uitdagingen in de infrastructuur, het beoordelen van de performance van de nieuwe vezels, de integratie in de keten, commercialisatie en het gebrek aan standaarden. Tenslotte kampt de koolstoftransitie voor textielvezels met een educatief probleem. Het ene polymeer is het ander niet, ook al wordt die suggestie wel gewekt. Schwab neemt het in die context op voor petrochemicaliën: “Distributeurs zoals BASF bepalen de werkelijke voetafdruk. De realiteit is dat mode-industrie tot 95 procent van haar vezels op basis van fossiele grondstoffen in China koopt, waar ze een andere energiemix en chemie hebben en de footprint dus tot driedubbel zo hoog uitvalt.” Door die basis goed te krijgen, kan de industrie flink verduurzamen.

Tenslotte wijst Carus op het belang van verifieerbare, eerlijke koolstofclaims. De PEF-methodologie, de standaard van de Europese Unie om de ecologische voetafdruk van een product te bepalen, erkent bijvoorbeeld de opname van CO2 door planten niet. Anderzijds leidt een update in levenscyclus analyse (LCA) databases ertoe dat bio-based varianten beter uit de verf komen dan fossiele klassiekers PE, PP en PET. Het laat zien dat snelle impact mogelijk is als er op systeemniveau aan de knoppen wordt gedraaid, net zoals een UPV of Franse belasting op fast fashion beloven te gaan doen.

Het hoofdstuk renewable carbon wordt afgesloten met de leus van duurzame modepanels: education is key. Projecten tussen merken en leveranciers zijn noodzakelijk om de performance van nieuwe vezels op waarde te kunnen schatten. Adidas’ Tarrier zegt druk bezig te zijn met het innovatieteam om de nieuwe vezels te leren begrijpen. “Anders zullen de uitdagingen die we kennen van polyester zich herhalen. Er staat te veel druk op de marges om fouten te maken.”

Een van de panels tijdens het symposium. Credits: Fashion for Good

Agriwaste

Om het potentieel van onbenutte natuurlijke materialen te illustreren, worden deelnemers van het “Untapped Agricultural Waste” project naar voren gehaald: fabrikant Shahi Exports en materiaalinnovator Shikha Shah. Ze produceerden samen linnenachtige stoffen met resten van de bananen-, sinaasappel- en (voor olie gecultiveerde) hennepplant, in mono-varianten en gemengd met bijvoorbeeld lyocell of katoen. De kledingstukken die hiermee werden gemaakt, voldeden aan performance eisen en impact van het productieproces, gemeten in broeikasgassen (GHGs), blauw waterverbruik en eutrofiëringspotentieel, was positief.

Landbouwresiduen zoals ook rijstvlies en tarwestro zijn er wereldwijd genoeg. De infrastructuur om er textielvezels van te maken laat nog op zich wachten. Shahi vond een model dat op grote schaal zou kunnen werken. Woordvoerder Gauri Sharma: “Na de oogst laten we boeren van over de hele wereld hun residuen verzamelen. Die biomassa verwerken we [door een acclimatisatieproces] in een katoenachtige structuur. In vier jaar zijn we van pilot naar een industriële faciliteit gegaan, die al 16 maanden operationeel is.” Vroegtijdige samenwerking met merken is cruciaal om dit soort oplossingen op te schalen. “Samen kunnen we een projectie maken van de vezel in de toekomstige materiaalmix. Je zult je verbazen hoe snel een keten daarop reageert. Zodra er een moonshot of toezegging is, dient de juiste expertise zich aan.”

Omdat agriwaste niet in het bestaande recyclingsstandaarden past, hebben de partners in samenwerking met de Control Union een Residue Management Standard ontwikkeld. Sharma: ‘In eerste instantie was het voor onszelf, maar we willen het ook beschikbaar maken voor de industrie.’

Ecovative tijdens het Material Symposium van Fashion for Good Credits: Fashion for Good

Leeralternatieven

Veel van de materialen die vandaag in de schijnwerper staan zijn onbekend bij de consument. Dat geldt niet voor de leeralternatieven. Desserto, Mylo, Pinatex, Vegea, Reishi, Treekind en Mirum klinken als merken en zo positioneren zich ook in merksamenwerkingen. In het panel zit Ecovative co-founder Gavin McIntyre, die trots over de vooruitgang van hun myceliumproducten praat. “In één jaar slaagde ons team erin om de sterkte te verdrievoudigen. Al onze processen, van het kweken van mycelium [in een vertical farm] tot de afwerking vinden plaats binnen een straal van 200 kilometer.”

FashionUnited sprak ook met Mira Nameth, founder van Biophilica. Het bedrijf ontwikkelde leerachtige materiaal TreeKind, gemaakt van park- en tuinafval, en een bijhorende bio-based adhesive (lijm tussen TreeKind en de ondergrond). TreeKind komt beter uit de slijtage test dan dierlijk leer en door succesvolle samenwerkingen met horlogemerk ID, BEEN London, Bestseller, verschillende subsidies en investeringen kon het bedrijf rap opschalen van lab naar demolijn productie. Nameth: “We willen laten zien dat deze materialen hetzelfde of zelfs beter presteren. Net als Ecovative maken we gebruik van wat al beschikbaar is, door onze [drop-in] formule in PU- en PVC-lijnen te plaatsen. We hebben proeven gedraaid in Europa en breiden dit jaar uit naar Azië. Onze demolijn bootst industriële lijnen na, dus als we onze uitdagingen kunnen oplossen zijn we dicht bij een schaalbare lijn.”

Fashion for Good partner PVH, die in beide leeralternatieven heeft geïnvesteerd, neemt ook deel aan het gesprek. Margherita Guaschino, Product Innovation Manager: “Fabrikanten zijn enigszins terughoudend om te werken met deze nieuwe materialen”, geeft ze toe. Juist daarom is de samenwerking met merken belangrijk, stelt Nameth, “om eisen en lessen vast te leggen. Je kunt de hele dag testen, maar dat is niet hetzelfde als het maken van je producten in een fabriek. De route to market is cruciaal.”

Guaschino benadrukt ook de noodzaak om standaarden en certificeringen af te stemmen die claims kunnen ondersteunen, zoals dat een materiaal biodegradable is. “Anders kunnen de materialen niet als commerciële oplossingen worden beschouwd.”

Geavanceerde recycling

Recycling is bepalend voor de toekomstige materialenmatrix. Samenwerkingen met gevestigde merken zoals Gap en Inditex (Ambercyle) en H&M (Syre) en tussen innovators onderling (PurFi en Arvind) suggereren dat er een momentum is – zowel vanuit startups als gevestigde bedrijven, in chemische en mechanische technieken. “De capaciteit om te kunnen recyclen komt op gang”, stelt Innovatiedirecteur Priyanka Khanna, “we hebben de industrie nu nodig.” Ze doelt op de ‘race for feedstock’: de strijd om hoogwaardig, recyclebaar materiaal en het aanleveren van “geharmoniseerde” afvalstromen bij recyclers. In de beginfase zal de focus nog op pre-consumer waste liggen, maar na 2030 zal post-consumer recycling met zevenmijlslaarzen moeten toenemen om aan de vraag te kunnen voldoen en het carbon- en afvalprobleem van de industrie aan te pakken.

Het symposium valt samen met het einde van Fashion for Good’s New Cotton Project, waarbij textielafval werd geregenereerd tot "nieuw katoen" met de technologie van Infinited Fiber Company. Een reflectie van CCO Kirsi Roine: “Bedrijven moeten zich realiseren dat we [recyclers] geen monster creëren – dat er juist heel veel flexibiliteit bestaat in recycling. Daarom praten we niet alleen met de sustainability afdelingen, maar ook met innovatie, procurement en sales.” Roine adviseert merken om vroegtijdig met recyclers in gesprek te gaan, zodat ze goed kunnen integreren als recycling systemen op schaal komen. De lancering van ‘hyperscale’ recycler Syre toont het potentieel van zo’n first mover strategie: door die zevenjarige samenwerking kan H&M Group de richting van textile-to-textile recycling naar zijn hand zetten.

CTO van CuRe Technology Marco Brons ziet dat veel merken niet voorbereid zijn op de recycle rat race: “Het lineaire systeem is aan het verdwijnen. Als je als merk een [voor een recycler] disturbing material in je keten hebt, krijg je het straks gewoon weer terug.” CuRe werkt daarom samen met bedrijven zoals Adidas om de (chemische) compositie van materialen te onderzoeken en te bepalen hoe producten precies kunnen worden gerecycled.

Spinnova tijdens het Material Symposium van Fashion for Good Credits: Fashion for Good

Future-proof finance

Voor duurzame innovators die kapitaal aan willen trekken zijn het uitdagende tijden. Het faillissement van Renewcell en de productiestop van leeralternatief Mylo zijn signalen van de financiële risico's, zelfs na het bewijzen van de formule.

De elephant in de room wordt niet genoemd tijdens het symposium, tot Canopy consultant Valerie Langer opstaat: wie investeert er in de infrastructuur? Venture capital investeerders zetten in op high risk, maar verwachten korte termijn flink resultaat. Equity investeerders hebben een langere adem, maar houden niet van risico. Infrastructuur-innovaties zitten precies in het ongemakkelijke midden. Het gebrek aan geduldige, risicobereide investeerders was ook de spil in Renewcell's faillissement. Langer ziet de oplossing in joint ventures zoals Syre, zo vertelt ze na afloop aan FashionUnited: “Ga naar een gevestigde partij met diepe zakken die kan zeggen: ‘Ik zit niet ver genoeg in deze technologie. Kom naast me staan en bouw het voor me’.”

Regeneration.VC partner Martijn Cardozo benadrukt het belang van schaalbaarheid voor investeerders – wederom een les uit de Renewcell case. Hij is te spreken over de investering in Nature Coatings, producent van duurzaam “carbon black”. “Er is een gigantische markt: alles om je heen dat zwart is en op dit moment vervuilend.” Het meeste potentieel, zegt Cardozo, zit in drop-in innovaties. “Integreer je start-up in de waardeketen en zorg ervoor dat het voor merken een pijnstiller is, geen vitamine. Benut bestaande distributiekanalen en verminder actief het risico naarmate je groeit en meer kapitaal nodig hebt.” Het verduurzamen van de mode-industrie is zakelijk, maar de grote stappen worden gezet op basis van vertrouwen.

DUURZAME TEXTIEL INNOVATIES
Fashion For Good
Innovatie
Stoffen