Voor AFW-nieuwkomer Francon zijn niet seizoenen, maar gebouwen het uitgangspunt
bezig met laden...
Het kantoor van Kaan Architecten zit op de tweede verdieping van een pand aan de Nieuwe Maas in Rotterdam. De hoge ramen bieden uitzicht op de statige huizen aan de Maaskade, op de Erasmusbrug en de glazen torens daarachter. May Kaan, samen met partner en architect Kees Kaan initiatiefnemer van modelabel Francon, geeft een rondleiding door de ruime zalen. In een zwarte jurk van eigen hand zwiert ze langs betonnen zuilen en tafels met maquettes. Het kantoor was voorheen tijdelijk de thuisbasis van Francon, vertelt ze. Het nieuwe hoofdkwartier is elders in de stad, dat was tot voor kort nog in aanbouw.
Rondom May en Kees Kaan is er eigenlijk altijd wel iets in aanbouw. Kees is als toparchitect verbonden aan internationale bouwprojecten als de Amsterdamse Rechtbank en de renovatie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Ook tekende hij hun buitenhuis aan het water in Zeeland. Anderhalf jaar geleden werd in dat lake house de eerste figuurlijke steen gelegd voor weer een ander project: Francon, een modemerk met bouwkunst aan de basis.
Donderdag is de eerste show van het label op Amsterdam Fashion Week, in het gloednieuwe depot van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam - niet toevallig ook een architectonisch hoogstandje. FashionUnited spreekt May Kaan over de relatie tussen mode en architectuur, en over de aanloop naar de show.
Francon showt dit jaar voor het eerst op AFW. Wat betekent dat voor jullie?
“Nou, best wel veel. We zijn pas anderhalf jaar geleden gestart met Francon, het voelt echt nog vers. AFW is voor ons een mogelijkheid om meer bekendheid te krijgen bij het grote publiek. Veel mensen hebben ons nog nooit live gezien.”
Hoe lang lag het idee voor Francon er al?
“We speelden twee, drie jaar geleden al met de gedachte. Ik heb altijd in de mode gezeten: ik heb een modeopleiding gedaan, en daarna een tijd gewerkt in de PR en marketing, onder meer bij Yves Saint Laurent. Dat deed ik vanuit Londen, maar op een gegeven moment wilde ik terug naar Rotterdam. Daar zaten toen niet veel grote modemerken, dus ben ik me gaan richten op kunst, design en architectuur. Op den duur werd ik ook wel een beetje gek van PR en marketing. Mijn werk werd gewaardeerd, dat was het probleem niet - ik bouwde gewoon nooit echt aan iets voor de lange termijn, en dat wilde ik graag. Plus: in de PR werk je meestal voor anderen, en ik wilde ook iets voor mezelf gaan doen. Dan kun je het helemaal inrichten zoals je zelf wilt. Dat motiveert me enorm.”
Jullie zijn met gestart tijdens de pandemie. Hoe was dat?
“Het was natuurlijk niet het meest ideale moment. Anderzijds zijn er altijd omstandigheden die je proces beïnvloeden, en je moet ergens beginnen. We hebben een duidelijk doel voor ogen: we willen een sterk merk met veel verkooppunten. We verkopen nu in Nederland, Duitsland, België en Zwitserland, en willen daar graag meer landen aan toevoegen. Maar we hebben een lange adem, het hoeft niet meteen morgen. We bouwen liever rustig en solide op.”
“Francon is tot nu toe ook één grote leerschool geweest. Ik heb natuurlijk wel een achtergrond in de mode, maar vooral in branding en conceptontwikkeling, niet zozeer in ontwerp of productie. Inmiddels hebben we een team van mensen met verschillende expertises. Daaronder zijn ook een aantal collega’s van Kees, van het architectenbureau.”
Wat is jullie rolverdeling?
“Ik doe echt het dagelijkse werk, van creatieve directie tot productie en marketing, samen met het team en een poule van freelancers. Kees is vooral conceptueel, strategisch en zakelijk betrokken. Hij is een goede sparringpartner voor mij.”
Francon is vernoemd naar het literaire personage Dominique Francon uit de roman The Fountainhead, las ik elders. Ook zij is de partner van een architect. Is dat de reden voor de verwijzing?
“De naam Francon is inderdaad een knipoog naar het literaire karakter Dominique Francon. Enerzijds omdat ze zich als niet-architect in de wereld van architectuur begeeft, maar bovenal omdat ze een hele sterke persoonlijkheid heeft. Ze maakt haar eigen beslissingen en keuzes, is non-conformistisch en onafhankelijk. Ze is een soort muze voor ons.”
Francon gaat uit van gebouwtypen, in plaats van seizoenen. Kun je dat toelichten?
“Eigenlijk is het gek dat mode gebaseerd is op seizoenen. Elk seizoen moet er iets nieuws komen. Waarom? Wat ons betreft heeft het meer zin om na te denken over waar je iets draagt en hoe, in plaats van in welk seizoen. Zo kwamen we op het idee van het toepassen van architectonisch denken in mode. Ik ben geen architect, maar via Kees krijg ik wel veel mee. Zo hebben we samen gewerkt aan de ontwikkeling van ons eigen lake house in Zeeland. Kees heeft het ontworpen, ik ben er nauw bij betrokken geweest. Ik bedacht dat het interessant zou kunnen zijn om bij het huis ook kleding te verzinnen. Ik kleed me in het lake house in Zeeland heel anders dan in Rotterdam: we hebben er vaak gasten, maar ik hoef zelf nooit ergens heen - het hoeft niet praktisch te zijn. Zo kwam ik bijvoorbeeld uit op een soort kimono’s, een beetje pyjama-achtig, maar dan luxueus.”
“Zo was Francon geboren, met het lake house als uitgangspunt voor de eerste collectie. Daarbij heb ik niet alleen naar het huis zelf gekeken, maar ben ik met ontwerper Fira Rietveld ook Zeeuwse archieven in gedoken om te zien wat de plek ons nog meer te bieden had, bijvoorbeeld op het gebied van mode-erfgoed. Zo kwamen we bijzondere breipatronen van visserstruien tegen, die we in de collectie hebben verwerkt. Die elementen verbinden de collectie aan de specifieke context, er zijn immers ook lake houses in Amerika of aan het Lago di Como. Maar dit is hoe wij het zien.”
“De andere archetypen zijn de tower, de cabin, het chalet en het palazzo. We denken na over die plekken, hoe je daar leeft, hoe je je daar gedraagt. Dat helpt ons om een soort programma van eisen samen te stellen voor een collectie. Voor de duidelijkheid: we willen met die woningarchetypen niet dicteren wat je moet dragen op welke plek. Ze zijn er eigenlijk vooral voor ons, ter inspiratie. Ze helpen ons denken. Intern werkt het goed om een concept of verhaal te hebben dat iedereen met wie we samenwerken begrijpt. Een collectie maken doe je immers nooit alleen.
Denken jullie bij het ontwerpen eerder aan een specifiek gebouw of aan een abstract concept?
“In principe een abstract concept, maar het helpt om een specifieke plek in gedachten te houden. Mijn broer heeft een boerderij in Friesland, die is bijvoorbeeld de inspiratie voor de cabin-collectie. Daarvoor hebben we onlangs de eerste kledingstukken gemaakt: die zijn wat meer workwear-geïnspireerd. Het zijn kleren die je makkelijk kunt onderhouden en die niet om de haverklap naar de stomerij moeten, ofzo, want dat gaat daar niet. De kleding is eerder primitief en praktisch.”
Jullie zeggen de seizoenen graag los te willen laten, maar de lake house-collectie was overwegend zomers, de huidige tower-collectie is overwegend winters, en op sociale media staat daar ook een seizoensaanduiding bij: AW22. Hoe verklaar je dat?
“Dat klopt inderdaad. Het heeft vooral te maken met het feit dat we met showrooms samenwerken. Dat doen we omdat we graag willen dat klanten in fysieke winkels in aanraking komen met Francon, zodat ze de stoffen kunnen voelen en de kleding kunnen passen. Maar showrooms hanteren seizoenen, en zij vonden onze lake house-collectie bijvoorbeeld alweer te winters voor het zomerseizoen. Ik ben zelf totaal niet bezig met seizoenen, maar we worden er wel een beetje toe gedwongen. Hetzelfde geldt voor winkels: die willen voor de zomer liever geen dikke truien inkopen. Maar zelf draag ik heus wel eens een dikke trui in de zomer, en trouwens, de zomercollectie ligt niet eens in de zomer in de winkel, maar al in de winter. Het is een vreemd systeem, en het is best een uitdaging om er tegenin te gaan.”
Hoe houden jullie Francon interessant voor klanten zonder continu te vernieuwen, iets waar klanten tegenwoordig wel aan gewend zijn?
“We zien alle lijnen samen als een soort oeuvre, een totaalcollectie. Daar zullen we steeds elementen aan blijven toevoegen. Maar we blijven de bestaande stukken ook doorontwikkelen. Na verloop van tijd zullen we misschien eens een detail aanpassen, zoals de plaatsing van een rits, of het draagcomfort verder verbeteren, maar de basis blijft bestaan.”
Kaan Architecten staat bekend om kruisbestuiving tussen disciplines. Hoe architectuur de mode voedt is inmiddels wel duidelijk, maar hoe voedt mode bij jullie de architectuur?
“Dat is heel specifiek: onze fotoshoots hebben we in en rond gebouwen van Kaan Architecten gedaan. Zij fotograferen de eigen projecten ook altijd, maar het bleek goed te werken om mensen met kleding in een gebouw te plaatsen, om de schaal te zien, de sfeer. Het helpt om een beeld van het gebouw te vormen.”
Donderdag komen mode en architectuur samen in het Boijmans-depot. Waarom daar?
“Het was echt de allereerste plek waar ik aan dacht. Het is een hele mooie locatie natuurlijk, en het concept is ook prachtig: je kunt er achter de schermen kijken, naar de opgeslagen collectie en restauratie-processen, zaken die je normaal niet ziet in een museum. De modellen lopen donderdag over de trappen in het atrium, ze vermengen zich zo met de kunstwerken, en met het gebouw, dat natuurlijk ook een soort kunstwerk is.”
“Binnen de recente edities van AFW onder leiding van Danie Bles zijn er elk jaar shows en presentaties georganiseerd buiten Amsterdam: met Kassl in Museum Voorlinden in Wassenaar, met Humanoid in het Kröller-Müller Museum in Arnhem. Dit jaar zijn wij het uitstapje. We gaan een combinatie van onze eerste drie collecties laten zien.”
Als je nu naar het Boijmans-depot kijkt, zie je dan ook een collectie voor je?
“Misschien wel.” Mijmerend: “Een arty collectie die je naar musea en galeries draagt. En dan... Alles in zilver?”