• Home
  • Nieuws
  • Retail
  • Belgisch denimlabel Eat Dust opent winkel in Antwerpen "“Het gaat om meer dan alleen kleding verkopen”

Belgisch denimlabel Eat Dust opent winkel in Antwerpen "“Het gaat om meer dan alleen kleding verkopen”

Door Katrien Huysentruyt

bezig met laden...

Scroll down to read more
Retail|INTERVIEW

Antwerpen - In een tijdperk waarin fysieke winkels het almaar moeilijker hebben, opent Belgisch jeanslabel Eat Dust op 13 maart voor het eerst een eigen shop in de Antwerpse Volksstraat. FashionUnited polste naar de reden voor deze gewaagde zet in het toch wel stormachtige retaillandschap.

Na tien jaar aanwezigheid in multimerkenwinkels, kiest lifestyle- en denimmerk Eat Dust ervoor om z’n collecties in hun natuurlijke omgeving te laten zien. Aanvullend zullen er ook producten van gelijkgestemde authentieke merken liggen en is er een café met vegan food en ambachtelijke koffie. FashionUnited belde met Keith Hioco (Cofounder & Head Designer menswear), Aline Walther (Designer womenswear) en Rob Harmsen (Cofounder & Sales Director) voor meer uitleg.

Jullie bestaan tien jaar, waarom hebben jullie net nu besloten een winkel te openen?

Rob Harmsen, Cofounder en Sales Director Eat Dust: “We lopen al enkele jaren met het idee rond een shop te beginnen, maar om verschillende reden is het er nooit van gekomen. Enkele maanden geleden kwam er een pand vrij en ging de bal sneller rollen. De reden dat wij een eigen winkel willen, is dat we zo ons hele verhaal kunnen vertellen en ons universum kunnen tonen. De meeste multimerkenwinkels kopen enkel een een selectie van de lijn. Het gaat om meer dan alleen kleding verkopen.”

Hoe zien jullie het belang van de winkelervaring vandaag - de rol van een fysiek verkooppunt is erg veranderd. Hoe spelen jullie daarop in?

Aline Walther, Designer Girls Of Dust: “Het menselijke en fysieke contact tussen klanten en het merk is heel belangrijk geworden, zeker in een tijd van online shopping. We verkopen een duurder product dat wordt geproduceerd in Europa met voornamelijk Europese stoffen. Dus moet je aan een klant kunnen uitleggen waarom een kledingstuk een bepaalde prijs heeft. We willen met onze winkel een ervaring creëren die aangenaam en authentiek is. Om die reden zit er ook een café in de shop.”

Wie winkelt er bij jullie en in welke markt?

Harmsen: “Onze klanten - mannen en vrouwen - zijn zeer divers maar ze vinden zich in onze esthetiek geïnspireerd op biker-, punk-rock en skateboarding. Ze volgen, net zoals wij, niet slaafs de trends maar het zijn eerder denim-puristen, op zoek naar comfort, kwaliteit en stijl. De meeste multibrandstores die onze collecties verkopen, zitten in het buitenland. We hebben wereldwijd een 110-tal klanten in 23 landen. Zo’n 34 klanten verkopen ook de damescollectie, 22 enkel en alleen de damescollectie. In België hebben we bovenop onze eigen winkel en webshop nog zes andere verkooppunten: Basile in Nieuwpoort, Faubourg in Waterloo, Haven in Antwerpen, Illinois in Gent, LGDLB in Kortrijk en L’Original in Namen.”

Hoe gaan jullie om met het helse tempo van het huidige modesysteem?

Walther: “Het is moeilijk om buiten het tijdschema van de officiële kalenders te werken zolang je met externe retailers werkt. We doen tot nu toe, en daar zal het ook bij blijven, twee collecties per jaar, zomer en winter. De mannencollectie is nu tien jaar geworden, de vrouwenlijn drie jaar. Beide collecties zijn ook intussen natuurlijk gegroeid.”

Presenteren jullie je als een duurzaam merk? Jeans heeft de reputatie van een vervuiler te zijn…

Keith Hioco, Cofounder en Head Designer Eat Dust: “Een volledig duurzaam merk zijn is bijna onmogelijk. We zijn een modebedrijf en doen aan productie, we kunnen ons dus niet duurzaam noemen. We doen er wel alles aan om zo ecologisch, ethisch en bewust om te gaan met onze producten en de mensen die deel maken van dit proces. Onze producten worden in Portugal gemaakt in kleinere ateliers die we regelmatig bezoeken. We kennen de mensen op de werkvloer en zien de werkomstandigheden. Onze stoffen komen van Europese weverijen en, waar we kunnen, gebruiken we ecologische of gerecycleerde grondstoffen. Enkel onze denim komt uit Japan. We doen bovendien niet aan overproductie om prijzen te drukken en achteraf bergen stock over te houden, we produceren enkel wat verkocht is. Daarnaast bieden we de meeste denims raw aan of met slechts een enkele wassing, en doen we nooit hevige wassingen en destroy-bewerkingen. Dat is niet alleen vervuilend maar ook de levensduur van de kleding gaan op die manier er sterk op achteruit. De collectie zijn tot slot zo opgebouwd dat je een stuk van vier seizoenen terug makkelijk kan combineren met stukken van de allereerste collectie en met de meest recente items.”

Wat was de grootste uitdaging de voorbije tien jaar?

Harmsen: “Om op een natuurlijk manier ons bedrijf gezond te laten groeien zonder compromissen te sluiten wat kwaliteit en onze principes betreft.”

Wat is de ultieme ambitie voor beide merken?

Hioco: “We zouden graag op een tweede locatie openen en misschien een derde. Maar dat is toekomstmuziek. We moeten ons nu concentreren op deze winkel en de nieuwe collecties en producties.”

Over Eat Dust
Eat Dust is een Belgisch denimmerk, in 2010 opgericht door jeugdvrienden Rob Harmsen en Keith Hioco. Rob ontfermt zich over sales en marketing. Designer Aline Walther studeerde samen met Keith af aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, beide deden ervaring op bij labels als Raf Simons, Essentiel, Diesel, G-Star en Lee. Zeven jaar later volgde de vrouwelijke tegenhanger, Girls of Dust, dat de stijl – geïnspireerd op vintage workwear, militaire en authentieke mannenkleding – doortrekt naar vrouwelijke snits. Het merk is te koop in Australie, Oostenrijk, België, Canada, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Luxemburg, Mexico, Nederland, Polen, Rusland, Zuid Korea, Zweden, Zwitserland, Taiwan, het VK en de VS.

Foto: eigendom Eat Dust. Portretfoto v.l.n.r. Keith Hioco, Aline Walther en Rob Harmsen.

Aline Walther
Eat Dust
Girls of Dust
Keith Hioco
Rob Harmsen