• Home
  • Nieuws
  • Retail
  • Judith ter Haar: Altijd een verlanglijst achter de hand

Judith ter Haar: Altijd een verlanglijst achter de hand

Door Esmerij van Loon

bezig met laden...

Scroll down to read more
Retail|INTERVIEW

“Ik ben geen modemeisje en ik heb geen modewinkel,” zegt Judith ter Haar beslist. Toch is de onderneemster bijna veertig jaar in de modebranche actief. Sinds 1988 runt zij Jones; een high end winkel in Arnhem. Jones is een curated store, zegt Ter Haar en bij haar inkoop laat zij zich niet leiden door trends. “Ik koop geen collecties in, ik koop m’n eigen beeld in. Dat gaat niet zomaar, daar moet je voor vechten. Tevreden met m’n inkoop ben ik nooit. Ik heb altijd een verlanglijst achter de hand.”
Dertig jaar vechten voor Jones in tien fragmenten.

Pierre Morisset

“Toen ik begin jaren 80 de toneelschool deed in Maastricht werkte ik in de zomervakantie bij de modewinkel van Pierre Morisset (de latere hoofdontwerper van G-star, red.). Na vier maanden, ik was toen 19 jaar, werd ik verantwoordelijk voor de inkoop van de damescollecties. Pierrot (zo noemt Ter Haar Morisset, red.) had een oog voor talent en ik had een oog voor mode. De winkel liep niet heel goed, er werd geen winst gemaakt en daarom is hij er uiteindelijk mee gestopt. Het was wel dé plek voor mode, een soort walhalla waar je naar toe ging om te ontdekken wat actueel en vernieuwend was. Het was een fantastische leerschool en de toneelschool heb ik direct vaarwel gezegd.”

Sissy Boy

“Ik was vrij jong toen ik moeder werd en toen de relatie geen stand hield ben ik naar Amsterdam vertrokken en bij de eerste Sissy Boy in de Kalverstraat gaan werken. Eigenlijk vond ik het westen maar niks. In Maastricht werd mode van het hoogste niveau verkocht (Alaïa, Katherine Hamnett, Paul Smit); in het het westen zaten toen vooral franchise concepten. Het middensegment sprak mij niet aan, hoewel bij bijvoorbeeld Mac & Maggi veel creatieve mensen werkten. Sissy Boy-oprichter Michael Smit kwam ook bij Mac & Maggie vandaan. In 1982 begon hij voor zichzelf. In ‘mijn’ tijd ging Sissy Boy eigen collecties maken en verkopen.”

Arnhem

“Alle creatieve mensen uit Amsterdam, Maastricht en Eindhoven gingen naar Arnhem om naar Bubblegum te gaan. Het was dezelfde groep die ieder seizoen naar Parijs ging op inkoop en dan kwamen we elkaar allemaal tegen. Arnhem was toen al een creatieve stad. Midden jaren 80 ging Humanoid van start, Fred de la Bretoniere zat er en ook uitstekende tweedehands winkels. Ik was inmiddels mijn partner Ger tegengekomen, die in Arnhem woonde. Ik verhuisde en besloot voor mezelf te beginnen zodat ik vrij kon zijn en mijn eigen tijd indelen. In de beginperiode van Jones, dat in 1988 open ging, hebben onze contacten uit de modewereld geholpen om de zaak van de grond te krijgen. Ontwerpers als Nico Verheij, Frits Klarenbeek en de mensen achter Laundry Industry waren vrienden van ons.”

"Ik denk dat je altijd een verlanglijst met merken moet hebben, anders verlies je de actualiteit uit het oog"

Judith ter Haar, Jones

Inkopen

“Door mijn inkoop achtergrond was ik gewend één beeld voor de winkel te bedenken en dat ben ik blijven doen. Tevreden ben ik nooit. Ik denk dat je altijd een verlanglijst met merken moet hebben, anders verlies je de actualiteit uit het oog. Inkopen is voor mij als het maken van een schilderij. Ieder seizoen moet ik bedenken welke kleuren ik op m’n palet leg. Modemagazines lees ik niet, dat schept maar verwarring. Wanneer het verkoopseizoen begint en de collecties binnenkomen ben ik vreselijk onzeker. Ook na dertig jaar vind ik dat een rotperiode. Hoe wordt het opgepakt, heb ik het wel goed gedaan, snappen de mensen het? In de winkel ben ik zelden. Dat klinkt raar, maar ik verkoop liever niet. Al die stukken die daar hangen zijn persoonlijk. Daar loop ik vaak tegenaan. Ik zal altijd een outsider blijven. Wanneer je buiten het systeem staat kun je beter observeren.”

Yohji Yamamoto

“Het merk is niet de winkel, maar de winkel is het merk. Het moet ook bij je passen. Jil Sander kon ik niet verkopen toen ik 30 was, vond ik. Ik ben begonnen met jeansgerelateerde merken zoals Girbaud en Gaultier. Daarna kwamen de Engelsen: Paul Smith en Vivianne Westwood. De zes van Antwerpen; Walter van Beirendonck en pas daarna voelde ik dat de tijd rijp was voor de Japanners. Merken moet je verwerven. Ik heb dat nooit een probleem gevonden. In feite moet je auditie doen voordat je kunt inkopen. Om de showroom van Comme des Garçons en Yohji Yamamoto binnen te komen moet je een aanvraag indienen. Ik ben er gewoon naar toe gegaan. Toen heb ik enorm op m’n donder gekregen, maar ik was wel binnen. Dan is het nog lastig, ik ben heus wel eens teruggeroepen omdat ik niet genoeg showstukken had genoteerd.”

Diesel

“Om merken in huis te krijgen, steeds een treetje hoger te komen, moet je concessies doen. Het kost geld en ook klanten. Soms betekent het stoppen met een commercieel succes. Toen Diesel bijvoorbeeld aan het begin van de jaren 90 meer mainstream werd, ben ik van de ene op de andere dag ermee gestopt. Jones was net naar een nieuw pand verhuisd en Diesel was goed voor eenderde van de omzet, maar het paste niet meer bij me. We hebben alles in de uitverkoop gedaan, de hele voorraad, al het POS materiaal. De mensen stonden tot het eind van de straat in de rij. Dat heeft veel geld gekost.”

Coming Soon

“Coming Soon is mijn grootste zakelijke vergissing geweest. Het was een leerzaam, maar pijnlijk avontuur, omdat mijn netwerk erbij betrokken was. In 2005 en in 2007 heb ik pop-up shops geopend tijdens de Mode Biënnale Arnhem. Daar hing dan het postzakjasje van Jan Taminiau, Spijkers en Spijkers en Monique van Heist. Daarna ben ik gevraagd mee te werken aan een permanente winkel voor Nederlandse mode in Arnhem. Dat was Coming Soon. Uitgangspunt was het crème de la crème van ontwerpers van ArtEZ een podium te geven. In de winkel werden collecties verkocht van gevestigde namen zoals Lucas Ossendrijver, Viktor & Rolf, Diesel Gold van Wilbert Das, Francisco van Benthum, Alexander van Slobbe en the People of the Labyrinths. Daarnaast werden jonge ontwerpers tentoongesteld. Bij Jones kwamen altijd al studenten en startende ontwerpers over de vloer. Ik vond het raar dat zij met hun collecties niet aan de bak kwamen en probeerde te helpen. Toen de gemeente me vroeg voor Coming Soon was ik gevleid ik had de financiële middelen en het netwerk om het te kunnen doen. Het was een gezamenlijk project waar naast de gemeente, de provincie en ArtEZ ook externe investeerders bij betrokken waren. Ik deed mee en werd het gezicht van het project. Een rol die me eigenlijk niet past. We verkochten moeilijke Nederlandse mode, daarvoor moet je een lange adem hebben. Toen brak de economische crisis aan en kelderde de omzet. Ik heb nog voorgesteld om er een museum van te maken en meer productdesign te verkopen, maar de andere belanghebbenden wilde goedkopere mode aanbieden, commerciëler gaan. Dat wilde ik niet. In 2009 ben ik eruit uitgestapt. Onlangs is de winkel gesloten. Ze gaan nu weer pop-ups doen hoorde ik.”

"Sinds Ann Demeulemeester kan ik echt m'n eigen gang gaan, freewheelen"

Ann Demeulemeester

“Ik koop geen collecties in, maar m’n eigen beeld. Daarvoor moet je vechten bij de merken. Op een goed moment komen ze naar jou toe. Voor mij kwam dat moment rond 2005 met Ann Demeulemeester. Het merk had maar drie klanten in Nederland. Het was een keerpunt. In 2008, ben ik gestopt met mannenmode om plaats te maken voor het hoogste niveau dames met Dries van Noten en Sofie d’Hoore. Nu is Jones echt een voorbeeldwinkel, ook internationaal. Met die stap naar het hoogste segment kwam ik in een omgeving waar ik me thuis voel. Er is veel onderling contact tussen inkopers, je ziet elkaar bij de shows in Parijs en iedereen werkt hard. In dat circuit opereren de beste winkels uit de hele wereld en hoewel ook daar commercieel wordt ingekocht voor de webwinkels, is het toch een andere, meer creatieve omgeving met allemaal goedgeklede mensen. Ik vind het heel fijn. Je wordt niet opgescheept met een verkoper die je probeert vol te douwen met producten. Jij bent de professional die de keuzes maakt. Na de komst van Ann Demeulemeester kon ik echt m’n eigen gang gaan, freewheelen, en dat blijf ik doen.”

Internet

“Lang heb ik gevreesd dat ik achter liep zonder webwinkel, maar het past niet bij de kleding die Jones verkoopt. Ik denk wel dat je een ‘etalage’ moet hebben op internet. Als ik naar een museum ga of een nieuwe stad oriënteer ik me vooraf ook online. Instagram werkt wel voor Jones. Daar kun je een mooi beeld neerzetten. Eerder vond ik dat het nadeel van social media, het is zo lelijk. Ons Instagram account is echter net zo doordacht en gecureerd als het plaatje in de winkel. Het klopt.”

Jones, de collectie

“Doorgroeien vind ik belangrijk en toen met Dries van Noten en Jil Sander gevoelsmatig het hoogste was bereikt, moest ik gaan nadenken over de volgende stap. Dat is een eigen collectie geworden. Dit najaar komt het eerste item in de winkel. Heel stil, geen tamtam. Het is een collectie met clothes that work for you; jurken geïnspireerd op archetypen werkkleding zoals een schort of een overhemd vertaald naar een jurk. In mooie stoffen als Japanse denim of chambray. Het eerste item is gebaseerd op een judopak en komt in twee kwaliteiten. De wikkeljurk past iedere vrouw en we hebben hem net zo lang doorgepast en ontwikkeld dat het een one size fits all is geworden. Als het loopt, komen er volgend jaar zomer twee modellen bij en misschien een vest. Ik zie wel. Eerst maar eens kijken of het aanslaat.”

In de maand augustus focust FashionUnited op het thema werken in de mode. Voor alle Work in fashion reads, klik hier.

Beeld: Jones Arnhem

jones arnhem
Judith Ter Haar
Workinfashion