• Home
  • Nieuws
  • Business
  • Duurzaamheidsmaatstaf Higg Index onder vuur in artikel The New York Times

Duurzaamheidsmaatstaf Higg Index onder vuur in artikel The New York Times

Door Nora Veerman

bezig met laden...

Scroll down to read more
Business
Katoen krijgt in de Higg Index een hogere impactscore dan sommige synthetische materialen. Beeld: Trisha Downing via Unsplash

De scores van de internationale duurzaamheidsmaatstaf de Higg Index zijn misleidend voor consumenten. Dat zegt Brett Mathews, hoofdredacteur van Apparel Insider, tegenover The New York Times. Zijn citaat is een van vele kritische kanttekeningen die bij de Higg Index worden geplaatst in een artikel geschreven door journalist Hiroko Tabuchi.

De belangrijkste conclusie uit het artikel: de Higg Index zou synthetische materialen onterecht in een positief daglicht stellen. Binnen de index krijgt imitatieleer, ook wel veganistisch leer genoemd, bijvoorbeeld een veel lagere impactscore dan biomaterialen zoals katoen of wol. Dat terwijl het materiaal feitelijk van plastic is, en dus in veel opzichten niet wenselijk. De index legitimeert het gebruik van dit soort materialen voor grote modebedrijven, zo is Tabuchi’s slotsom. De vraag is dan of de Higg Index de mode-industrie dan ook echt naar een groenere toekomst helpt, zoals oorspronkelijk het doel was.

’Bedrijven spinnen garen bij positieve cijfers over synthetica’

De Higg Index werd ongeveer tien jaar geleden ontwikkeld door de Sustainable Apparel Coalition (SAC), met als doel de milieu-impact van bedrijven inzichtelijk te maken en corporaties te stimuleren deze omlaag te brengen. Merken als H&M, Nike, Amazon en Patagonia maken er vandaag de dag gebruik van. Een maatstaf met invloed, dus.

Maar in het artikel in The New York Times wordt de objectiviteit van de Higg Index in twijfel getrokken. Zo zijn de data die aan de index ten grondslag liggen niet altijd representatief, schrijft Tabuchi. De cijfers over polyester komen uit een rapport over polyesterproductie in Europa, terwijl veel polyester in Azië wordt geproduceerd, in andere omstandigheden en onder minder strenge milieuregels. Andere data zijn afkomstig van bedrijven die - letterlijk en figuurlijk - garen zouden kunnen spinnen bij positieve cijfers over synthetische materialen, zoals elasthaanproducent Invista. Tabuchi wijst er daarnaast op dat in het bestuur van de Sustainable Apparel Coalition vertegenwoordigers zetelen van grote merken die geld verdienen aan synthetische materialen, zoals H&M en Walmart, omdat hun producten er deels van gemaakt zijn.

SAC: ‘Data Higg Index zijn accuraat en veelomvattend’

Tabuchi vroeg H&M, Walmart, Invista en de SAC om wederhoor. In het artikel zegt een woordvoerder van de SAC dat de gebruikte data ’accuraat en veelomvattend’ zijn, en verzameld werden in lijn met de standaarden van de industrie. Volgens H&M is de index gebaseerd op ‘gestandaardiseerde en geverifieerde informatie van derden’ en wordt de index daarnaast ‘continu ontwikkeld en verbeterd. Walmart zei naast de Higg Index ook nog andere maatstaven te hanteren. Invista reageerde niet op vragen.

Na publicatie van het artikel kwam Amina Razvi, CEO van de SAC, nog met een langer statement, te lezen op de SAC-website, waarin ze naar eigen zeggen een aantal ‘misstanden wil aankaarten’ die in het artikel naar voren komen. Volgens Razvi stelt de Higg Index synthetische materialen niet boven natuurlijke materialen. Deze werd ook ‘niet ontworpen om de twee te vergelijken,’ benadrukt ze. Sterker: ‘De communicatierichtlijnen van de SAC voor merken verbieden merken nadrukkelijk om vergelijkingen te trekken tussen materiaaltypen’.

Razvi stelt dat productontwerpers en levenscyclusanalyse de datasets vooral gebruiken om ‘beter geïnformeerde beslissingen te maken over hoe ze de impact van een materiaal dat ze voor een product hebben gekozen, kunnen verbeteren (bijvoorbeeld door de impact van verschillende spin-, brei-, verf- en afwerkmethodes te vergelijken) eerder dan als een algemene maatstaf voor de duurzaamheid van een materiaal’.

Ten laatste onderstreept Razvi dat er vooral nog een groot gat is in de beschikbare data, en dat er de komende jaren hard moet worden gewerkt om dat gat op te vullen en nieuwe informatie te delen.

Dat beaamt ook Gregory Norris, docent levenscyclusanalyse aan de Harvard School of Public Health, in het artikel van Tabuchi. Volgens hem houdt veel van de kritiek op de Higg Index wel degelijk steek, maar tegelijkertijd is de index volgens hem ‘zeer waardevol’. Dat de oprichters niet afwachtend zijn geweest maar gewerkt hebben met beschikbare data, kan hij waarderen. Evengoed zou hij periodieke verificatie van die data wel aanmoedigen, evenals verder onderzoek. “De dataschaarste is een probleem dat echt moet worden opgelost.”

Lees ook:
Duurzaamheid
Higg Index
Sustainable Apparel Coalition