• Home
  • Nieuws
  • Business
  • Op weg naar circulariteit: New Optimist introduceert statiegeld op kleding

Op weg naar circulariteit: New Optimist introduceert statiegeld op kleding

Door Nora Veerman

bezig met laden...

Scroll down to read more

Business |Interview

Campagnebeeld voor de zomercollectie van New Optimist. Beeld: New Optimist

Bij bierflessen en kratjes is het de gewoonste zaak van de wereld, en inmiddels geldt dat voor plastic flessen ook: statiegeld. Wie in de winkel een paar pilsjes koopt, of een flesje frisdrank, betaalt een borg van tussen de tien en vijfentwintig cent, die bij het inleveren van de flessen bij de supermarkt weer wordt uitgekeerd. Zo worden consumenten gestimuleerd om herbruikbaar materiaal niet weg te gooien, maar het terug te brengen naar de producent, zodat het kan worden gerecycled.

Waarom zit er eigenlijk nog geen statiegeld op kleding? Die vraag stelden Xander Slager en Nelleke Wegdam, oprichters van het Nederlandse kledingmerk New Optimist, zichzelf. Sinds de start van het merk in 2021 werken Wegdam en Slager toe naar een volledig circulaire keten. Wat ontwerp en productie betreft is het bedrijf al een eind op weg: het bedrijf gebruikt bijvoorbeeld alleen natuurlijke monomaterialen die recycling makkelijker maken en gooit snijafval niet weg, maar verwerkt het tot labels, applicaties of nieuwe kledingstukken.

Maar dat is niet genoeg, weet Slager. “Ontwerpen en produceren voor de circulaire economie staat niet gelijk aan circulariteit. Circulariteit zit hem in het hele businessmodel.” Dat betekent ook: nadenken over het terughalen van kleding nadat deze gedragen is, en het opnieuw bruikbaar maken van materialen. Met een eigen statiegeldsysteem, dat bij New Optimist vanaf september geïntroduceerd wordt, willen Wegdam en Slager daar stappen in zetten.

Xander Slager: ‘Met statiegeld heb je het materiaal in bruikleen’

Toen kleding van New Optimist alleen nog direct aan klanten werd verkocht, was het terughalen van kledingstukken nog niet zo ingewikkeld, zegt Slager. Hij zit aan een ronde tafel in de splinternieuwe winkel annex showroom van New Optimist, in een voormalig schoolgebouw in Amsterdam-West. Het bedrijf verhuisde begin december naar de nieuwe locatie. New Optimist groeide de afgelopen jaren snel, van consumentenmerk met een eigen winkeltje aan de Bilderdijkstraat naar een wholesale-label dat in Nederland bij meer dan twintig retailers hangt. Er moest meer plek komen voor productie, en ook voor een aantal andere activiteiten - maar daarover later meer.

In het verleden hield Slager altijd direct contact met consumenten. “Ik kon dan gewoon zelf tegen ze zeggen dat ze hun kleding weer moesten komen inleveren,” zegt hij. “Maar nu we steeds meer wholesale doen, gaat dat niet meer.” Wegdam en hij dachten na over verschillende manieren om klanten aan te moedigen hun kleding weer terug te brengen. “We dachten aan huren, maar dat redden we zelf operationeel niet, en daarin konden we onze verkooppartners niet betrekken,” zegt Slager. “En we dachten aan het geven van kortingen in ruil voor ingeleverde producten, maar dan ga je ervan uit dat de klant ook een nieuw kledingstuk wil, en dat is niet altijd zo.”

Statiegeld was de oplossing. Vanaf september wordt bij de verkoopprijs van elk New Optimist-kledingstuk een vast statiegeldbedrag van drie euro opgeteld, dat apart aan de kassa betaald moet worden. De retailer blijft de kleding van New Optimist gewoon voor de groothandelsprijs inkopen, en maakt alle statiegeldbijdragen eens per half jaar over naar de rekening van een onafhankelijke stichting. Daar wordt het statiegeld ‘gestald’ tot de klant het kledingstuk weer terug komt brengen. Klanten kunnen afgedragen kledingstukken weer bij een New Optimist-verkoper inleveren, of bij het merk zelf, en krijgen dan de drie euro terug. Die wordt door de retailer met de statiegeldstichting verrekend.

Het bedrag van drie euro werd bepaald in samenspraak met de achterban van New Optimist, vertelt Slager. “Het is niet een bedrag waarvoor iemand een kledingstuk zal laten hangen, maar het vertegenwoordigt wel iets: de natuurlijke waarde, en tot op zekere hoogte ook de monetaire waarde, van het materiaal van het kledingstuk. Als je ons dat materiaal teruggeeft, krijg jij je drie euro terug.” Slager is even stil. “Het kledingstuk koop je, maar het materiaal heb je op die manier eigenlijk in bruikleen.”

Blouses en broeken uit de volgende New Optimist-collectie. Beeld: New Optimist

Met de statiegeldregeling wil New Optimist klanten niet alleen motiveren om hun kleding weer in te leveren, maar hen er ook op attenderen dat ze een circulair ontworpen product kopen en dat ze deel uitmaken van een kledingkringloop. “Dat is best een technisch verhaal,” zegt Slager, “waar we mensen niet mee lastig willen vallen tijdens het koopproces. Dan gaat het om andere dingen: hoe ziet het kledingstuk eruit, hoe voelt het. De kassa, daarentegen, is een prima plek om het hierover te hebben. Het statiegeld is een goede aanleiding.”

Liever lokaal: naaien, verven en recyclen

Het ingenomen textiel zal door New Optimist worden gerecyled, in samenwerking met een externe partner. Die partner is alleen nog niet gevonden. Gelukkig heeft het merk nog even om naar die partij op zoek te gaan, zegt Slager. Hij wil het liefst samenwerken met een lokaal bedrijf, maar weet nog niet of dat mogelijk zal zijn.

Lokaal werken is, naast circulariteit, een belangrijke tweede pijler voor New Optimist. De laatste maanden heeft het bedrijf daar nog op andere fronten vooruitgang in geboekt. Met de verhuizing zijn bijna alle delen van het productieproces onder één dak gebracht, met uitzondering van de stofproductie en het verven. Maar ook dat laatste element heeft New Optimist dichter bij huis gehaald. Sinds kort koopt het bedrijf nauwelijks meer geverfde stoffen in, maar werkt het met wit katoen. De kledingstukken worden pas geverfd als ze eenmaal genaaid zijn. Dat gebeurt nu in een fabriek net over de grens in Duitsland, waar de kleding in een busje naartoe wordt gereden.

Door het verfproces zelf in de hand te houden, kan New Optimist efficiënter en flexibeler werken. “Omdat er alleen witte stof hoeft te worden genaaid, is het makkelijker snijden,” verklaart Slager. “Er hoeft er niet steeds een nieuwe kleur garen in de naaimachine te worden gehangen, en is er minder kans op verspilling.”

Verven nadat het kledingstuk genaaid is, ook bekend als garment dyeing, geeft bovendien een ander effect: het kledingstuk wordt bijvoorbeeld iets donkerder bij de naden of de boorden. Dat geeft diepte aan de kleur. De eerste collectie van New Optimist die op deze manier geverfd is, hangt al klaar in de showroom. De collectie is ook uitgebreider dan voorheen: er zijn nieuwe materialen en silhouetten geïntroduceerd, zoals jasjes van gerecycled denim, blouses van linnen en hennep en broeken van ribkatoen. De collectie wordt vanaf volgende week verkocht op de vernieuwde webshop, en vanaf twintig februari in De Bijenkorf, waar New Optimist een pop-up organiseert.

“We willen mensen uitnodigen om hierheen te komen”

Je zou denken dat Slager en Wegdam daarmee hun handen wel vol hebben, maar parallel lopen er nog een aantal andere ontwikkelingen. Zo begon bij New Optimist vorige week de eerste lichting van een praktijkopleiding op niveau MBO-1. New Optimist had altijd al een sociale werkplaats in Zaandam, maar wilde ook dat aspect van het bedrijf dichterbij brengen en uitbreiden. Vanaf nu worden er elk half jaar in het atelier in Amsterdam-West nu vijf tot zeven studenten klaargestoomd voor het kleermakersvak. Als ze na een half jaar hun certificaat hebben behaald, kunnen ze doorstromen naar een MBO-opleiding, of bij New Optimist of een ander bedrijf aan de slag.

Vanaf begin maart, al voor de officiële opening van de fabriek, kan ook het grote publiek er terecht om meer te leren over kledingproductie. New Optimist start dan met workshops kleding maken en textielverven, en organiseert ook meer theoretische sessies over circulariteit. Dat is niet alleen een goede manier om kennis te verspreiden over makerschap en duurzaamheid, maar ook een mogelijkheid om de ateliers open te stellen voor publiek, nu New Optimist geen winkel annex atelier meer heeft waar klanten in en uit kunnen lopen. Slager: “We willen mensen uitnodigen om hierheen te komen en zich te verdiepen in wat wij doen, en wat er kan.”

Al met al wordt New Optimist een steeds uitgebreider ecosysteem waarin materialen én mensen kunnen circuleren. Wegdam en Slager fantaseren inmiddels over het uitbreiden van hun concept naar een tweede stad in binnen- of buitenland. Slager: “We hebben een blauwdruk gecreëerd voor een ander soort modebedrijf. Alles dat we doen - verhuizen, een team bouwen, de sociale component, het statiegeld - daar hebben we zo veel van geleerd dat het helemaal niet meer moeilijk lijkt hetzelfde te doen in, zeg, Rotterdam of Berlijn.”

Ze willen ook graag meer gaan samenwerken met andere merken, op productievlak, of binnen het statiegeldplan. “Meedoen is niet moeilijk,” zegt Slager over het statiegeldsysteem. Het is een kwestie van aanmelden bij de statiegeldstichting, een bedrag bepalen, en een campagne ontwikkelen die aan klanten duidelijk maakt dat ze te maken hebben met statiegeldkleding. New Optimist koos voor labels met een asterisk erop, een typografisch sterretje. In teksten verwijst dat sterretje naar een voetnoot. Dat is het statiegeld voor New Optimist straks ook, legt Wegdam uit. “Een voetnoot, maar wel een hele belangrijke.”

Lees ook:
Circulariteit
Duurzaamheid
Nearshoring
New Optimist
statiegeld